Dichtwerken
(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend
[pagina 325]
| |
Op 't zilveren feestgetijGa naar voetnoot*) van den Heer J.J. Eyck en Mejuffrouw Elis. Harst,
| |
[pagina 326]
| |
Daar sedert vijf en twintig jaar
Uw huwlijkskroon voor 't jeugdig paar
Tot vruchten botte, rijp van zegen!
Hang looverkransen allerwegen!
Steek feestvuur aan, o kleine steê!
Zing jubelliedren, vol van vreê!
Juich, christenkerk als Bruid des Heeren!
Gij kunt nu driewerf triumfeeren!
Een echtpaar viert zijn zilvren feest.
Hun zoon, als zendling van Gods Geest
Betreedt, op 't ouderlijk verjaren,
Als Neomist Gods heil-altaren.
Hij stijgt tot God, hij daalt weêr neêr,
En deelt het Lichaam van Ons Heer
Aan 't klein Kommunie-kindje mede,
Zijn zuster, die haar eerste trede
Waagt aan het Engelenbanket.
Hier is 't hernieuwde Nazareth!
o Jubilanten, Moeder, Vader,
o Dochter, treedt uw Feestling nader
Ter Kerk, waar 't eerste Sakrament
Hem 't eeuwig zegel heeft geprent!
Ontvangt van hem het Hemelsch Manna!
En zingt voortaan een nieuw Hozanna!
Heil hem, die in Gods Naam verschijnt,
En straks weêr uit uw oog verdwijnt,
Om, zendeling van 't Evangelie
In 's Heeren gaard, gelijk een lelie
Te schittren, tot dat de aard bekeerd
Haar God vereert, die 't al regeert!
|
|