Dichtwerken
(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend
[pagina 315]
| |
Bij het huwelijkGa naar voetnoot*) van Hunne Koninklijke Hoogheden Prins Hendrik der Nederlanden en Prinses Marie van Pruisen.
| |
[pagina 316]
| |
Gods wil wenkt over beider Huis;
Hun beider wil ontmoet Zijn Kruis,
Waar beider oor Gods stem vernamen,
En beider hart in beê verzamen.
o Zalig Huis, waar Man en Vrouw
Gods Wil aanbidden in hun trouw!
Dan wordt verzacht de stramste pijn;
Dan zal het zure zoetheid zijn;
Dan worden zelfs de felste doornen
Een heilskroon voor twee uitverkoornen,
En sporten, hun door de aard bereid,
Als ladder tot hun zaligheid.
Dat vuur vlamt in de teedre borst
Van de Vorstin en van den Vorst;
Dat is de liefde van Gods kindren,
Die 's werelds stormen niet vermindren;
Dat is de glans van 't Huwelijk,
Die de aarde schept tot hemelrijk.
Zet nu, Prinses, gerust den voet
Op onzen bodem, die U groet,
o Bloem, die uit Germanje's tuinen
Ten sieraad wordt van Hollands duinen!
Elk zingt U welkom, blij van zin,
Als Nederlandsche rijksvorstin.
Uw afscheid ver van land en maag,
Uw intrede in het schoon den Haag,
Uw bruidskrans en Uw mirthenslinger,
De trouwring aan Uw blanken vinger,
Herinnren U aan Gods bevel,
Van 't eerste Ja tot 't laatst Vaarwel.
| |
[pagina 317]
| |
Wij weten, dat Uw levenskrans
Gevlochten is uit deugdenglans.
Meer, ja, dan goud en diamanten,
Die spelen tusschen fijne kanten,
Zijn de versierselen der Vrouw:
Haar milde goedheid, liefde en trouw!
Is zoetvol zoete honigzeem,
Is schittrend vorstendiadeem,
Nog zoeter kan heur harte laven,
Nog rijker blinken heure gaven,
Wanneer zij dalen in het hart
Van een voor Haar geknielde smart.
Gelijk de dauw voor 't zonlicht smilt,
Zoo wordt ook iedre traan gestild,
Nu Gij, Marie, aan Hendriks zijde,
Met ons komt vieren 't feestgetijde;
Nu groent het al op nieuwe wijs,
Nieuwe Eva van ons paradijs!
Nu schalt het Koninklijke Hof
Van nieuwe feesten, nieuwen lof;
Nu klapt de welvaart in de handen;
Nu davert het langs Neêrlands stranden,
En klinkt als ééne stem alom:
Leve onze Bruid en Bruidegom!
Prins Hendrik, die ons allen siert,
Steeds alles met ons medeviert,
De zeevaart, landbouw, handel, kunsten
Bevoordeelt met Uw hooge gunsten,
De voogd der zee, de voogd van 't land,
Gij waart ons aller rechterhand!
| |
[pagina 318]
| |
Gelijk de zoete lach eens kinds,
Gelijk de tocht eens lentewinds,
Gelijk de zilvren stem der stroomen,
Gelijk het lommer onzer boomen,
Gelijk na storm de regenboog,
Zoo staat Gij beiden voor ons oog!
Heil U! zoo groet U 't pekelnat;
Zoo vieren U èn dorp èn stad;
Zoo melden U groene eerebogen;
Zoo spelt U 't dundoek uit den hoogen;
Rondom Uw schreên van reê tot reê
Klinkt U het ‘Heil U!’ en 't ‘Hoezee!’
|
|