Dichtwerken(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] Bij den dood van August de Ras. (Aan de diepbedroefde ouders.) Uw levensdroom is dan verdwenen! Vaartwel, geliefden! Ik ga henen. Het Hemelsch licht is mij verschenen. Te Roermond trad ik 't leven aan; Te Weert vervolgde ik mijne baan. Stort bij de Roer uw afscheidstraan! Wat pijnen u het hart doorsneden - ('k Heb troost voor U steeds afgebeden) Zoo hebben ouders nooit geleden! Veel heeft u mijne jeugd beloofd. Doch God heeft mij van u geroofd Voor zich. Zijn naam zij steeds geloofd! Ik moest een huwlijksparel wezen Aan uwe kroon. Doch wat te vreezen! Ik ben voor God nu uitgelezen. Gij treurt, daar gij mij niet meer ziet! Ik zing uw naam in 't Englenlied, En troost omhoog uw aardsch verdriet. [pagina 310] [p. 310] Wat ouders ooit voor kindren deden, Dat hebt gij mij gedaan. 't Verleden Stelle U in uw verdriet tevreden! Te Roermond, op mijn jaargetij, Daar vindt gij me aan Pauline's zij En Boven, in haar Englen-rij. April 1876. Vorige Volgende