Dichtwerken(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 270] [p. 270] Cantate bij het inhuldigingsfeest van Roermonds brug, 7 Augustus 1867. Wat spreidt uw waterbouw een pracht, O Neêrland, op Uw vindingskracht! Moest vaak Europa U bewondren, Wanneer 't Uw vlootvuur hoorde dondren, Zien Oost en West en Noord en Zuid Steeds naar Uw wereldhandel uit, Nog meer verbaasd zien alle streken U stroomen leiden, stormen breken, Ja, zelfs d' ondwingbren Oceaan Met dam en dijk in boeien slaan. Zend vrij, o nijver volk van reeders! Op 't schuimend zout Uw watertreders! Elk vreemde scheepskiel strijkt de vlag, O Vaderland, voor Uw gezag! Daar vleugelklapt weder Uw nijverheids veder! [pagina 271] [p. 271] Hoe schalt op de Maas Uw scheppend geraas! Hoor rotsklompen scheuren! Zie steenpijlers beuren, En ijzeren staven, Uit mijnen gegraven! De vuurstralen blinken, De drijfhamers klinken, Getergd zijn de bosschen, Om de eiken te lossen, Vereend zijn twee stranden, Door honderden handen; Der Maasgolven rug Verheft eene brug. Wees welkom, eeuwendurend teeken Van Vaderlandsche nijverheid! Hoor Limburgs Dochter tot U spreken, Omglansd van hooger majesteit: Mij, stedemaagd, die twee rivieren Tot dubblen waterspiegel had, Mij komt een nieuwe brug versieren. Hier baant mijn toekomst zich een pad. O drietal Roere's gezellinnen! O Bruggentrits, zoo nieuw als oud, Tot voedsters van mijn huisgezinnen Door meer dan één geslacht gebouwd! Ziet thans uw jongre zuster rijzen, Gepantserd met heldinnenborst! U zal ze een nieuwe heilbron wijzen, Waar Roermonds hart naar welvaart dorst. [pagina 272] [p. 272] Op spil en as, op wiel en wagen, Op armen van het vrij verkeer, Door vlijt en wilskracht voortgedragen, Legt schat op schat zich bij mij neer. ‘Zoo is die brug voor nageslachten Het blijvend beeld van burgervlijt, De stoutste vorm van mijn gedachten, Aan 't welzijn van mijn volk gewijd.’ 't Feestuur Naakt 't Feestvuur Blaakt Liedren schallen Vlaggen prallen Schoten knallen Roermonds fiere leeuw ontwaakt. Neen, die leeuw is niet geschapen Om te slapen Op het wapen Van een grafelijk geslacht! Roermonds lelie moet weer groeien, Welig bloeien Bij het nieuwe zonnegloeien, Dat haar thans met zooveel pracht En zoo hoopvol tegenlacht! Op! o Dochter der Nassouwen! Oude telg van Gelderland! Biedt met waardig zelfvertrouwen Op de brug die Gij mocht bouwen, Uwe rijke Zusterhand Aan geheel ons Vaderland! Vorige Volgende