Dichtwerken
(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend
[pagina 232]
| |
Sint-Servaas te Maastricht.Ga naar voetnoot*)
| |
II. Koor van Arianen.Leve Arius! Zijn God alleen is aller Heer!
Wij sterven voor zijn woord, en strijden voor Gods eer.
| |
[pagina 233]
| |
Wij zijn, in éénen bond, tot waarheidstolk verkoren;
Geen bond met al wie is in Christus' eer verloren!
Wij willen geen geheim van een Drieëenig God!
Wee hem, die 's menschen geest gefnuikt heeft en geknot!
Heel de aarde hoore ons woord, dat dringt tot de Englen-orden,
En sta verbaasd, dat zij is Ariaansch geworden!
Wraak, voor den vijand als de Bisschop Athanaas!
Wraak, op wie ons weêrstreeft gelijk zijn vriend Servaas!
| |
III. Servaas. (Bas-solo.)o God! geef mij het schoon Maastricht!
Uw Christus-woord zij steeds haar licht!
Dat nooit hier wappren vreemde vanen
Van Hunnen of van Arianen!
Ach! red die stad van 't helsch gewoel!
Hier rijze de eerste Bisschops-stoel,
Hier, boven de Romeinsche zerken,
Getuigen van hun val en werken!
Natuur, Genade, als zustrenpaar,
Slaan hier de handen in elkaâr.
Bestier dees dappere Eburonen,
Schep in hun dochters en hun zonen,
Van alle dwaling vrij en smart,
Het steeds oprecht Maastrichter hart!
Het nakroost roemt uw liefde-werken,
De Kunstgeest leeft in uwe kerken,
o Volk van 't nieuwe Christus-rijk!
o Blijf voortaan U zelf gelijk!
Trots twintig stads-belegeringen,
Trots alles wat u komt bedwingen,
Breidt zich uw Cesars-vesting uit.
Dat is des Hemels raadsbesluit! -
| |
[pagina 234]
| |
Zal eens mijn ziele-tempel breken,
Dan ga ik rusten in dees streken,
Waar eeuwen lang de Bisschops-staf
Rust zal verkonden op mijn graf.....
Vaartwel, Vaartwel! Maastrichtenaren!
Mijn liefde blijft u steeds bewaren.....
| |
IV. De engel en Servaas.
| |
[pagina 235]
| |
In Englen straalt Gods majesteit....
Voor 't laatst naar 't Outaar mij geleid!....
Kom! Jesus! Kom! ik ben bereid. -
Vaartwel! Vaartwel! Maastrichtenaren!
Mijn liefde blijft u steeds bewaren!
| |
V. Koor van priesters.
| |
VI. Driestemmig lied van genezenen.
| |
[pagina 236]
| |
Eene Vrouw. (Trio.)
Gezondheid, oorsprong van 't verblijen!
U zocht ik in alle artsenijen.
Doch kwaal op kwaal hield zich verzet
En mij gekluisterd aan het bed.
Tot God, die wat Hij wil, kan geven,
Heb ik mijn lijdend hart geheven....
De hemelsche Geneesheer bracht
Mij laafnis in den lijdens-nacht.
Mijn lichaam, waar nieuw leven blaakte,
Kreeg zachtheid, als het donzig waas,
Zoodra mijn hoofd den sleutel raakte
Van Sint-Servaas.
Een Man. (Trio.)
Geleider van den dans der sferen!
'k Zag de aarde en heure starren keeren
En wederkeeren op de maat,
Ik zag der bloemen bont gewaad
Om 't groene loof der boomen zwieren.
Ik zag het hupplen van de dieren.
Ik was veroordeeld als een slaaf,
Verstoken van bewegings-gaaf.
Ik bad, dat God mijn boeien slaakte....
De lamheid maakt voor vlugheid plaats,
Toen mij de Apostel-mantel raakte
Van Sint-Servaas.
| |
VII. Rei van engelen.
| |
[pagina 237]
| |
Hoe blinkt Jehova's liefde en almacht wonderbaar
In deze schaar!
Het leven en de dood van deze Godsgetrouwen
Doen door hun wonderen den God alom aanschouwen.
O schitter dan, en straal nu boven wolkentrans,
o Maagd vol glans!
De Star blinkt aan uw hoofd, het Kruis wiegt op uw boezem;
Hoe frisch bloeit uw gelaat gelijk een lentebloesem!
De parel op uw wang is eene traan van vreugd.
Uw lach is deugd.
Uw lendenen omgolft het feestkleed van de bruiden,
Uw hart danst op den toon van zang- en klokgeluiden,
Baad in den goudstroom u van 't feest, die op u vloeit
En 't hart doorgloeit!
o Schoone zuster-stad der Nederlandsche steden!
o Stedemaagd, juweel van vaderlandsche zeden!
Vier in akoord het Vijftien-eeuwen-jubilee!
Wij juichen meê.
Eer God! die Sint-Servaas voor u heeft uitverkoren!
Eer Hem! die immer wilde aan u vooral behooren!
Eer U! die zijnen naam zoo vol geloof doet gloren!
De feesttoon klinke, in liefde, en Aarde en Hemel na:
Alleluja!
Maastricht, 13 Mei 1884. Bij gelegenheid van het aldaar gevierde Vijftien-Honderdjarig Jubilé van den dood des Heiligen Servatius, eersten Bisschop van Maastricht, aldaar overleden en begraven den 13 Mei 384. |