Dichtwerken
(1887)–Michaël Smiets– Auteursrecht onbekend
[pagina 206]
| |
Drie liederen van de heilige familie.Ga naar voetnoot*) | |
I.
| |
[pagina 207]
| |
3.
Maar vindt men zulk een Huis op aard?
Een Vrouw, zoo rein en schoon!
Een Bruidegom, zoo prijzenswaard!
Zoo liefdevol een Zoon!
Wanneer, in tegenspoed en nood,
'k Moet derven wat ik min,
Dan vind ik troost slechts in den schoot
Van 't Heilig Huisgezin. -
4.
Graag toeven wij bij onzen haard
Naast broeder, vrouw of kind;
Doch graag ook zijn we hier vergaârd:
Hier bidden we eensgezind. -
En sluimer 'k onder 't dak zoo smal
Op harde peluw in,
Ook op wat stroo, en in een stal
Sliep 't Heilig Huisgezin. -
5.
Al ben ik jong van levensjaar.
Gelijk Maria's Zoon,
Of draagt mijn hoofd reeds zilvren haar
Als Jozef, mijn patroon,
Ik stem met kracht en mannenmoed
Een heilig vreugdlied in.
Blijf vroom en rein, getrouw en goed
Als 't Heilig Huisgezin. -
6.
Geen wereld lokt mij met heur taal;
Ik luister naar Gods woord;
| |
[pagina 208]
| |
Ik beur de kruin naar schooner praal,
Waar mij de Hemel gloort.
Al ben ik werkman, knecht of baas.
Die 't daaglijksch broodje win,
Ik geef mijn titel voor geen aas,
Als Lid van 't Huisgezin. -
7.
o God, die 't zuchtend kindje hoort.
Dat in zijn wiegje waakt,
Gij wordt ook door het lied bekoord.
Dat onze boezem slaakt. -
Bereid mijn krans, o Hemelbloem,
Maria, Koningin!
Maria, Jozef, Jesus, roem
Van 't Heilig Huisgezin!
8.
Geeft, dat ik steeds met woord en daad
Uw heil'ge Namen loov',
En als een ware kruis-soldaat
In 's Heeren strijd geloov'!
Geeft dat 'k een zaalgen dood verwerv'!
(Zoo'n dood is een gewin)
Als Jozef, eens in de armen sterv'
Van 't Heilig Huisgezin! -
| |
[pagina 209]
| |
II.
| |
[pagina 210]
| |
3.
maria.
Ja, zalig is het aardsch geslacht,
Gezegend is het oord.
Waar men naar deugd en liefde tracht,
En zoo mijn hart bekoort!
IJlt, Englen, ginds, zingt daar uw lied.
Waar gij zulk een genootschap ziet! -
aartsengelen.
Triomf, Maria! kom
Daarheen met 't Englendom! -
4.
maria
Al wat de Godmensch leert, doe ik
Zooals ik heb gedaan. -
Mijn hart waakt elken oogenblik;
Van dezen stond af aan
Ben ik de Moeder van de schaar
Die zich vereent voor Gods altaar.
serafijnen en cherubijnen.
Heil, Moeder van den Heer,
Daal thans op aarde neêr. -
5.
Eene stem op aarde.
Zoo klonk door 't ruim der Hemelzaal
Maria's stemme heen;
Die stem weêrklonk in 's Priesters taal,
| |
[pagina 211]
| |
En riep ons hier bijeen;
Wij vormden, als in Nazareth,
Een huisgezin naar 's Heeren wet. -
Allen.
Hier zit, met 't Englenkoor,
God en Maria voor. -
6.
Tweede stem.
De Godheid in haar wijze macht
Richt alles naar heur doel:
Den mannen geeft zij sterkte en kracht,
Den vrouwen het gevoel:
Maar vrouwen hebben meestal moed;
Wij doen zooals Maria doet. -
Allen.
Wij blijven, klein of groot,
God trouw tot in den dood. -
7.
Derde stem.
Wij spieglen ons aan 't heilig Kruis,
Waar eens Maria stond. -
Wij zorgen voor ons kroost en huis,
In heilig echtverbond.
Daar hebt gij ons, o Maagd, geleerd,
Hoe dat men smart en nood braveert. -
Allen.
Sta ons in 't stormgetij,
O Zee-ster, immer bij! -
| |
[pagina 212]
| |
8.
Vierde stem.
O! Leer ons vrome kindren zijn!
Gij waart ook eenmaal kind. -
De zonde strooie nooit venijn
In 't hart, dat u bemint!
O! Leer ons maagd zijn, reine Maagd!
Gij, die met vreeze een Engel zaagt!
Allen.
Maria! wees gegroet!
Wij volgen wat Gij doet!
9.
Vijfde stem.
Gij mindet uwen Bruidegom
Met Serafijnengloed. -
Wij dienen onzen man daarom
Met even trouwen moed. -
Gij had een liefste Kindekijn,
o Moeder, leer ons moeder zijn! -
Allen.
Uw leven blijve ook onze leer,
O Moeder van den Heer! -
10.
Zesde stem.
Dat zweren wij. Dat zweren wij.
o Kind, o Maagd, o Vrouw,
| |
[pagina 213]
| |
o Moeder, Weduw, sta ons bij,
Wij blijven u getrouw. -
Als Kind, als Maagd, als Moeder, ja,
Als Weduw, volgen wij U na. -
Allen,
Zoo richte ons huisgezin
Zich naar uw toonbeeld in! -
| |
III.
| |
[pagina 214]
| |
2.
Jezus, Koning aller zangen,
Wil dit jubellied ontvangen.
Dat hier davert uit de rangen
Van een schare vroomgezind!
Kindervriend, voor ons geboren,
Wil de stem der kindren hooren,
Die gij zelf hebt uitverkoren
En het meest op aard bemind!
Koor.
Nazareth! o Nazareth!
enz.
3.
Eerekroon van alle menschen,
o Maria, hoor de wenschen,
Die wij als een krans u trensen
En u leggen voor uw troon!
Onbevlekte! Laat de vrouwen
U steeds als haar beeld aanschouwen.
Gun haar 't innigst Godvertrouwen
Bij Uw welbeminden Zoon. -
Koor.
Nazareth! o Nazareth! -
enz.
4.
Jozef, in wien de arbeid zegen
Door uw Jezus heeft verkregen,
U heeft God door Pius-Negen
| |
[pagina 215]
| |
Ons tot Schutsheer aangetoond!
Blijf de mannen immer leiden
Over hen uw zegen spreiden,
En wil hen hier voorbereiden
Tot den hemel die ons kroont!
Koor.
Nazareth! o Nazareth!
enz.
|