[In Zee Draagen]
IN ZEE DRAAGEN; een overoude Hollandsse Gewoonte, ons by geschrifte gelaaten van Herkmans, Zeevaarts Lof. Heemskerk, Batav. Arkad. 28 bl.l en Kats, Spiegel der Oude en Nieuwe Tyd, 1 D. 17 bl.
De maats nooden hunne vrysters in de Meytyd, naar de zeestrand, alwaar sy dan deese onnoseltjes onverhoeds aangrypen, opneemen en in zee draagen. Hier op deselve weder naar de duinen tortssen, omse daar om en tom te wentelen, en, tot een spels besluit, met sand te souten.
Een onguire wulpsheid, die somwylen ook wel een beklaagelyken uitslagh heeft gehad. Voorbeeld. Een jonge gravinne van Egmond, in dit wilde worstelen, met sekere Duitsche graaf, haar bloote boesem beseerende, aan het gevest van syn degen: want op de ontsteltenis volgde een quaadaartigh bloed, de kanker, een quyning; en die sloot met de dood. Heemskerk, noch eens, 32 bl.
Maar, gy moet ook Kats eens hooren vertellen, aangaande dit woeste kattenspel:
Ik quam eens treden op de strand,
Daar ik veel jonge lieden vant;
Ik sagh'er ses of seven paar,
Den eenen hier, den geenen daar;
Maar boven al soo was'er twee,
Die gingen veerdigh naar de zee,
Een ieder had een jonge maagd,
Die hy tot in het water draagd,
En of de vryster vreese kreegh,
Ja schier van angst ter neder seegh,
Ook hem, met bleeke lippen, badt,
Noch ging hy dieper in het nat,
Tot dat het water werd gesien
Tot aan, ja boven haare knien: &c.
Ten lesten als de jonker sagh
Dat hy niet hooger op en magh,
Soo keerd hy weder naar het droogh;
Want hy sagh traanen in haar oogh:
Maar straks soo loopt hy van de strand,
En trekt haar naar het mulle sand;
Hy leit haar op een hooge duin,
En rolt dan van een steile kruin,
Tot onder in het laage dal,