Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
(1711)–Ludolph Smids– AuteursrechtvrijZ.Ik heb iets in de letter T, ontrent onse Taal, in haare spellinge durven seggen; onaangesien ik my daar niet heel seer aan verbind. Laat ons eens heden hier vreedsaamlyk van deese letter redenkavelen. Gelyk gy boven hebt gesien, daar is de Q behouden, alhoewel men deselve met een KW gevoeglyk had konnen uitdrukken. Maar ik heb dat Jonker Haripon overgelaaten; in het Toonneelspelletje van de Belachelyke Hoofsche Juffers, swetsende in deeser voegen: 'K heb in de Dichtkonst groote greepen;
'K weet waar men è of ò moet streepen;
De Q, die ruk ik uit syn stee,
Als lubber van het A.B.C.
Dit van de Q; nu van de Z. Ik meen dat de Taalkundige daar in niet verschillen, dat wy alleenlyk 20 letteren tellen. De W is immers geen bysondere letter, maar een verdubbelde V; De X gewislyk een Griek; en wy konnen deselve in Saxen, Hexen, Blixem, Boxvoet, &c. gemaklyk uitvagen, met daar weder inplaatsende KS. Hier hou ik de syde van den Heer Andries Pels; by my, ontrent deese Liefhebberyen, de Letterkrans met meerder recht verdienende als die sich heden.... Maar, ei lieve, swygen best! crabrones non irritandi, vipera non provocanda: Siet de Genoemde, in het Bericht voor syn Horatii Ars Poëtica. Ondertussen is de Z mede niet een Grieksse letter? bestaat haar kracht niet in de letteren TS? sou ik, in het Latyn niet miser (elendigh) maar mizer moeten schryven? gebruikt de Nederlander dan deese letter anders als de Grieken of Latynen? maar, met wat recht? om sullen (glyen) van zullen (een helpwoord) wel te onderscheyen? Doch dit geschil sal ik noch niemand ooit beslissen; en daarom sou ik, sonder een koorts op de hals te haalen, durven schryven: See, Seeland, &c. gelyk ook Suiden, Sutfen, &c. overal bykans in dit werkjen is geset. | |
[pagina 398]
| |
Maar laat ons hier van afstappen, niemand moeylyk maaken, en, met noch eenige weinige saaken te verhandelen, de Griekse Zeta tot onse woorden overbrengen. |
|