Soo vriendlyk, soo beleefd my sie verwellekoomen.
'T is waar, myn geest is in haar schik, met dit Gebouw.
Maar, Heer en Vrouw, dit houd my meerder opgetoogen,
Hier siende uw heus onthaal, daar weêr, myn onvermoogen!
De dankbaarheid bestaat dan in een wensch alleen:
Uw Naam kleve aan dit Slot tot aan den laatsten steen!
Ondertussen, tot het Huis weder tredende, neemen wy hier voor te spreeken, I. van haar Stichter en bewooners. II. Van haar verwoestinge, en III. van haar tegenwoordige toestand.
I. De naam van den Stichter is, soo ik geloof, nergens te vinden; maar echter staat het vast en seeker dat het van Hr. Gerrit van Velsen is bewoond. Hoofd, G. van Velsen, Treursp. boven aangetogen, 283 bl. gelyk naderhand van Hr. Kasper van Nyen-oort. Saanl. Arkad. 2 B. 86 en 4 B. 322 bl. en den Hr. Janus Dousa, anders Jan van der Does. Deselve Arkad. 322 bl. en Goudhoeve, Inleid. 79 bl. doende dit Slot haar homagie, of leenverheffinge, in het Sticht, aan het Huis te Nyen-rode.
II. Haar verwoestinge geschiede (onseeker, in welk jaar, seeker naa 1296) door de algemeene wapenen der Goyers, Kennemers, Waterlanders, en verder van Holland en Zeeland, wegens de Graven-moord op Gerrit van Velsen woedende. Goudhoeve, 79 bl. Junius, 18 H. 524 bl. teweeten, door van Kleef, de neef van den vermoorden graaf. Saanl. Arkad. 86 bl.
III. Wegens haar vernieuwinge, is aan te merken, dat, ontrent voor 40 jaaren, de Hr. Jan Hulft de drie sydmuiren van dit oude kasteel (die gy in dit nevensgaande Printje beschoud) in een nieuw huis heeft ingeslooten; synde dan heden in de slinkersyde, het koets-huis van deese Lust-plaats; in de rechter syde, een gallerytje nevens het vaathuis van de keuken; en in de achterste syde, eet en slaap-kamers, met 8 vensteren, siende naar den vyver en de plantagien.
Voorts was de ruïne (mede door Rochman, doch uit een anderen hoek verbeeld) door syn Ed. Moeder gekocht, te weeten de weduwe van Pieter Evertsen Hulft, de Brouwer in het Haantje, by de Nieuwe Merkt; van wien Vader Vondel is spreekende, in syn Hekeldichten, achter Palamedes heden geplaatst, 39 bl. ter gelegenheid van syn geplonderd Huis.