[Scheepvaart]
SCHEEPVAART; welke ook, in de allereerste tyden is geweest by de Saxen, op de zee vrybuitende, met leere scheepjes. Sidonius, by Junias, Batav. 9 lib. l63 pag.
Ja, scheepjes van leer; dit schynt u wonderlyk. Ga, siet dan, in de verkorte Cronyk van Hoorn (65 bl.) een geval (ook in een Print vertoond) van eenen Elbert Veskam, A. 1558, alleen in zee gegaan, uit de Suiderzee naar de Weissel, en naar Dantsik, met een schuitje bestaande uit 3 koeye huiden. Doch, dit stout onderneemen vind gy mede by genoemde Junius, 163 bl. deesen Elbert self in vriendschap bestaande; ook in het Schorder Kronycxken, &c.
In laatere tyden en onder de Graven, heeft men hier, in de binnenlansse oorlogen, koggen en galeyen gebruikt: om welke reden het de dorpen wierd belast een seeker getal van riemen, nevens de roeyers, op te brengen. Soeteboom, Soetstemmende Swaan, 20 H. 86 bl. en de Saanl. Arkad. 368 bl. spreekende van Akersloot, Limmen, Uitgeest, Kastricum, Oost- en West- Saanen, en andere Waterlandsse dorpen. Van Leeuwen, Leid. 449 bl. Alkmaar Beschryv. 44 bl.
Die ondertussen van de Scheepvaart der oude Grieken en Romeinen iet sou begeeren, bediene sich van Herkmans Lof der Zeevaart; Schefferus de Re Navali Veterum; doch, dat alles te boven gaat, de Scheeps-Bouw van den Heer, Nik. Witsen, Burgemeester, &c. in het jaar 1671, met veel konstplaaten uirgegeven.