[Saxen]
SAXEN; een seer oud volk in Duitsland, hebbende, soo men immers voorgeefd, haar naam van hunne sachsin, saxen, saissen of kromme houwers. Engelhusius en andere, by Verstege, Neerl. Oudh. 3 H. 87 bl.
Van deese is genoegsaam aangeteekend, by Van Royen, over Verstege, 57 bl. welke beide ik slechts 2 saaken van gewicht sal ontleenen.
I. Dat Friesland, Westfalen; en Holland self tot aan de Schelde, wel eer de naam van Saxen, en wel tot onderscheid van het hoogere Saxen, hebben gevoerd. Melis Stoke, Rym-Chron. Inleid. 3 bl.
II. Dat de Saxen, met de Engelen, ook een Saxisch volk, sich vereenigende, A. 449, naar Albion of Britannie syn overgestooken, om de Britten van den overlast der Schotten en Pikten te bevryden; verseekerende dit de naamen, in Engeland, noch heden in gewoonte, van Essex, of Oost-Sax; Sussex, of Suid-Sax, &c. Van Royen, 59 bl. Siet ook Scotanus, Friesse G. uit Beda, 1 B. 39 bl. Munting, Herb. Britannic. 10 cap. 89 pag. en Van Leeuwen, Batav. 25.
Van de Engelen of Angelen, is geschreven, boven, 82 bl. gelyk van het paard in hunne wapenschilden, 260 bl.