[S. Olof]
S. OLOF, anders Odulphus; van Arschot geboortigh, die van Stavoren toegesonden, door Frederik, biskop van Uitrecht. Op en ondergang van Stavoren, 4 B. 81 bl. Goudhoeve, 65 bl. Anton. Matheus, Analector. VI Tom. 74 pag. uit Heda en Beka, Henric. Thaborita en Buchelius.
Hy wierd voornaamlyk als hun bescherm-engel, aangebeden van de schipluiden en buisvaarders, en met allerhande flagh van offergiften vereerd. Saanl. Arkad. 375 bl. spreekende met een van het schoone feest en den statelyken ommegang van den goeden S. Olof, te Wormer.
Immers hadden de Heidenen mede sulke strandgoden en strandgodinnen, de zeevarende in storm en onweder bystaande: want soodaanige waaren de Dioscuri of Tyndaridae, Kastor en Pollux. Siet myne Aanteekeningen, over de Uitgekipte Stede-Penningen van Jak. de Wilde, 50 en 58 pag. soodanige was self de Nehallenia; van welke boven, 106 en 245 bl.
A. 1391, is syn klooster van de West-Friesen in brand gestooken., Scotanus, Friessche G. 7 B. 216 bl.
A. 1430, ontdekten sich, niet verre van Stavoren, de ruiinen van het gemelde klooster, te weeten de kapel met de ringmuir van het kerkhof; door het geweld der wateren vender in stukken gespoeld. Stavoren, 5 B. 148 bl.
Eindlyk is gedenkwaardig de S. Olofs vaart; synde het gat tussen Vlieland en de Schelling een gracht in de Noordzee van den abt van S. Olof. Saanl. Arkad. 1 B. 31 bl.
Ondertussen sie syn gewaande Afbeeldinge by Soutman; aangetogen by S Albrecht, 9 bl.