[Noormannen, kleeding en oorloghstuigh]
NOORMANNEN, KLEEDING en OORLOGHSTUIGH; deselve voornaamlyk bestaande in,
I. Een gladgeschooren kop. Junius, Batav. 9 cap. 173 bl. of met een knoop, boven in het hair. Martialis, 3 Schouburgsd. of 5 lib. 39 Epigr. of ook wel lang ongeschoren hair. Sidonius, 12 Carmin. en met de kam gescheiden. Agathias, Gothic. 1 lib. 5 cap. by gemelde Junius, 173 pag. Mela, 2 lib. 1 cap. &c. Tacitus, Duits. Sed. 38 H. Seneka, van de Gramschap, 3 B. 26 H.
II. Lange baarden en lange knevels. Diodorus, 5 lib. 28 H. Ovidius, Klaagbr. 5 B. 7 Br. Antonidus, boven, 162 bl.
III. Nauwe en over het lyf gespanne kiederen. Tacitus, Duitsl. 17 H. Sidonius, 5 en 7 Carmin. by Junius, Batav. 9 cap. 191 pag. of alleenlyk ruwe en ruyge beestevellen. Ovidius, Klaagbr. 3 B. 10 Br. Tacitus, Duitsl. 17 H. Caesar, Gall. Oorl. 6 B. 21 H.
IV. Broeken. Ovidius, Klaagbriev. 3 B. 10 Br. en 5 B. 7 Br. en elders.
V. Saga, of korte manteltjes. Strabo, by Kirchmayer over Tacitus, Duitsl. 17 H. 250 pag.
VI. Ruwe schoenen; alleenlyk van onbereide beestevellen. Sidonius, op de gemelde plaatsen.
En dit was wel meerendeels het daaglyks gewaad der Noordsse volkeren; sonder dat men evenwel, met een nette tydorder, sou konnen seggen; dit was de dragt der oude Germannen, dit der Cimbers, &c.
Niettemin, sie der Gotthen kledinge, in het bysonder, by Sidonius, 5 en 6 Carm. of in syn 20ste Sendbr. spreekende van den jongen Sigismer en syn gevolgh.
Ja self der Longobarden; by Junius, Schilderk. 140 bl. spreekende van de geschilderde Geschiedenissen der Longo-