Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

[Nacht]

NACHT; by welke te teekenen was een plechtigheid, A. 1483, al in gebruik. Gabbema, Leeuward. 38 bl.

Hoe, niet eerder? by de oude Germaners, Kelten en Gallen is dit al in gewoonte geweest. Caesar, Gall. Oorl. 6 B. 18 H. Tacitus, German. 11 H.

Sie verder, Kirchmayer, over de genoemde plaats van Tacitus, 190 bl. betuigende, uit Egid. Strauchius, die landwyse

[p. 244]

mede in Polen en Bohemen te syn; Kambden, Britan. compend. het selve seggende van Engeland, en spreekende van wythnos, dat is, 8 nachten, en penthesnos, of 15 nachten; 16 pag. Joh. Smit, of Smetius, Oppid. Batavor. 9 cap. 112 pag. over de kostuimen binnen Nimmegen handelende. Sie ook daarenboven, Cujacius, Observation. 15 lib. 32 cap. Berneccerus. 53 Quaestion. Bodinus, de Republ. 4 lib. 2 cap.

Dus sprakmen, ontrent de rechtbanken, van binnen 11 of 12 nachten te betaalen; dus wierden de rechtdagen geheeten, genachten; dus haddense dwarsnachten, &c. W. van Velden, in de Aanteekeninge, op syn Hoftapyt, 8 bl. en meergenoemde Kilianus, in syn onverbeterlyk Woordeboek, 134 bl. in de Antwerpsse druk, van het jaar, 1599.