met syn dolle gebaarden en onbesuisde oploopenheid naar te bootsen. Komineè, 4 B. 8 H.
V. Dat hy sneuvelde, juyst van syn paard stortende, in de vlucht over een beekje meenende te springen. Goudhoeve, 505 bl. en Ortelius, Itinerar. 39 pag.
IV. Syn gesprek, met keiser Ferdinand de III; synde van een quaden uitslagh, te Trier. Want de keiser, heen druipende, liet den hertogh sitten. Aan de eene syde berispten de Duitschers, de pracht en het grootspreeken in Karel: en, aan de andere kant, walgden de Burgunders van den kaalen Ferdinand en syn sober gevolg. Kamerarius, 3 Cent. 43 Hist. 147 pag.
V. Dat hy, gesneuveld synde, was te kennen, aan syn lange nagels, aan een litteeken ontrent de hals, en aan het onderste kakebeen, meest sonder tanden. Meyerus, by Scriverius, in het groot, in Karel de Stoute.
VI. Syn diamant, de grootste in het Christenryk, in de slagh by Granssòn gevonden; by de Switser soo gering van waarde en naderhand soo duir verkocht. Kamerarius, 1 Centur. 79 Hist. 364 pag. uit Komineus, 5 B. 2 H.
VII. Dat niemand syn dood wouw geloven; als of so een krygsheld niet kon omkomen. Barlandus, Comit. Brab. 127 pag. Goudhoeve, 505 bl. Het selve word ook van Alexander de Groote gesegt, by Justinus, 13 B. 1 H. Daar wierden op syn leven self weddingschappen gedaan.
Ja, men dorst hem weder voor den dagh brengen, in de gedaante van een heremyt of kluysenaar. Mezeray, in Lod. de XI. 976 bl.
VIII. En ten laatsten, de lyst en reekeninge van de grootsse staat en prachtige hofhoudinge van Karel de Stoute; by Matheus, Analector. 1 Tom. 359 pag.
Keere my nu tot syn dochter. Sy wierd, van twee syden, ten huwlyk aangesocht, als de allerrykste princesse van geheel Europa. Hier quam Kon. Lodewyk de XI, met Karel, den Dolfyn van Vrankryk, een soon, maar van 7 jaaren. Daar naderde keis. Ferdinand de III, met syn soon, Maximiliaan. Nu, moest hier een keur geschieden. Maria seide: Naardien de keur aan my staat, soo raade ik den Dolfyn van Vrankryk, op dat onse landen ruste en vrede mogen hebben. Toen antwoorde de Deken van Gent: Mariken, ten magh u niet gebeuren. Dit is uit Zueder de Kulenburg, in Originib. Culenburgic. by Matheus, Analector. VI Tom. 295 bl.
Andere seggen, dat Vrouw Alewyn, de edelste onder de