[Maria]
S. MARIA; dit laat ik over aan de hooghverlichte Godgeleerde. Siet Pars, over het eeren en aanbidden van de H. Maagd en Moeder, Rhynsb. Oudh. 330 bl. gelyk over haar Huysje, door de Engelen, van Nazareth gesleept naar Illyrien en van daar, over de vlakte der zee (synde noch heden het spoor in de golven sichtbaar) naar Loretto, 330 bl. wederom over haar onbevlekt ontfangen, 332 bl. eindlyk (terwyl Maria, met siel en lichaam is opgevaaren, en geene beenderen van hoofd of schenkel heeft naargelaaten) over het bewaaren en eeren van haar trouring, schoenen, gordel, hemd en onderrok, &c. 333 bl.
Van onse Lieve Vrouwe van Gravesande, schreven wy, 115 bl. laat ons hier van die van Wormer spreeken. Het is heel aardigh. Haar feest was hier geheeten Onse Lieve Vrouwen Melkdagh; op welke door de eene aan de andere melk wierd t'huys gesonden; gelyk men ook de ermen van gelyken daar mede versagh. Saanland. Arkad. 4 B. 449 bl.
Ondertussen stooten, ontrent de geheele Lieve Vrouwe my twee saaken geweldig tegen de borst.
I. Datse overal tegenwoordigh is, en in Spanje, Italie, en andere wereld-deelen, alle man, jong en oud, in goede en quade saaken, hoord en verhoord. Erasmus, in het Gesprek over de Beevaarden, in de Brief aan Glaucoplutus.