plonderden, en hem self (synde meester van de Duitsse Order) het leeven naamen. De selve Hortensius, 5 B.
Eenige, gelyk Hortensius, haalen haar Naam van de Marsaci of Marsi; volkeren in de maaren, moeren en broeken, dat is, laage en natte velden sich onthoudende. Siet van beide beneden; alwaar deese stelling met Junius en Pikard schynt beweesen te konnen worden.
Het dorp, tegens welkers kerk dit Huys heeft overgelegen, heet, in den Blaffaart van Uitrechts Geestlyke goederen, Marsna en weder elders, Marsua. Korn. Kooten, in syn Uittrekselen.
Maar ondertussen, benje te Maarssen, gaa eens, boven de kerkdeur leesen en uitleggen de naamen van Ehldehart of Thidehart, Riclint of Riciint; waarlyk soo geen Noormans, sekerlyk geen Roomsse taal. Sie Buchelius over Heda, 13 pag.