raad de III. en Ludewyk de VII. Nicetas Choniates, by gemelde Calvisius, in Chron. Maimburg, 3 B. 192 bl.
A. 1187, ging de derde voort; onder den keiser, Frederik Barbarossa, Maimburg, 5 B. 317 bl. Bucholzer. in Indice. Flud à Ghilden, over Kluverius, 2 D. 188 bl. in welken krygstogt is overleden onse gr. Floris de III; volgens het geschrevene, 87 bl.
A. 1190, voltrok men de vierde; onder Philipp, kon. van Vrankryk en Richard, kon. van Engeland. Antissiodorus, by meergenoemde Calvisius, Maimburg, 6 B. 372 bl. Wilh. Goeree, Kerk. en Wereld. Hist. schryvende van alle de acht, 148 bl. Scotanus, Chron. 93, 108, 114, 122 bl. &c.
En dus verre, aangaande 't getal deeser Kruisvaarten; maar let nu eens, wat de vorsten en hooge magten eigentlyk met deese togten voor hadden.
De pausen, als gemelde Urbaan den II, Eugenius, Innocentius, Honorius, &c. hadden deese voordeelen.
Sy matigden sich aan het oppergesagh van deese legertochten. Sy naamen de persoonen, die ter Kruisvaart gingen, onder hunne bescherming. Sy brachten de aflaten en dispensatien in een meerder gebruik. Puffendorff, Inleid. tot de Historie, 668 bl. &c.
Maar de koningen vonden, op deese wyse, hunne rekening.
Sy maakten hun handen ruim, met de dapperste en oproerigste naa verafgelegene gewesten te versenden. Deese, om reisgeld te hebben, verkochten of verpandden aan hen hunne landeryen: Deese ginder sneuvelende, kregen sy de goederen gemaklyk van de weduwen of minderjaarige kinderen. Eindlyk gebruikten sy se by wyse van een veelvoudige aderlaatinge; daar mede sich ontlastende van een menigte menssen (in den alleereersten optogt teldemen over de 300000 Kruisvaarders) om den overigen hoop, ander de knie gekregen, tot gedweegheid en onderdanigheid te brengen. De Vertaaler van Mezeray, Chron. van Vrankr. in Philip de I, 428 bl.
Tantùm Relligio potuit suadere malorum.
Komt dit hier niet veel beter te pas als by Lucretius (Rer. Nat: 1 lib.) ontrent het slachten van Ifigenie? Doch, siet ook de vertaalde Leutholff, Toneel der Hedendaagschen Wereld, 49 bl.