[Kimbren]
KIMBREN, anders de Cimbri; syn seekerlyk de Cimmerii, welke, van het Meötisch meir synde opgestaan, ontrent de Belt, op een verr uitsteekend half eiland (heden Jutland) sich hebben neergeslagen. Doch ook eindlyk aan den Rhyn, by de Friesen en Brabanders, syn komen leggen. Oudenhove, in syn Verhandeling van de Kimbren. Handvestchron. 3 D. 15 bl. Van Leeuwen, Batav. 33, &c. bl. Junius, Batav. 22 & 580 pag. alle aantrekkende de oudere, als; Cesar, Strabo, Herodotus, Dio, Ptolemeus, &c. nevens Kluverius, Pikardt, &c.
Ondertussen bewyst gemelde Oudenhove, dat se Cimmerii syn geweest; uit Strabo, Herodotus, Schriek en Hornius.
Datse van de Belt verhuysden, door een watervloed genoodsaakt; uit Florus, Ortelius, &c.
Datse aan den Rhyn, en in Brabrand, quamen; uit Gramaye, in Maasl. & Kempinia.
En dus komt by tot de Naamreden. Cimber, segt hy, of Kimber, is Kimpser. Kimpsen en kampen is vechten. Want dus is ook Sicamber of Secamber, die met de zee moet vechten. Hoe gevalt de Leeser deese uithaalinge? Immers is se by my soo koud als Moskovisch ys; altoos niet beter als, dat men de Kelten trekt van gelten, in waarde syn, by Junius, Batav. 619 bl. Hunne togt naar Italie; als synde buiten onsen omtrek; sie van deese, de Roomsse Schryvers, Florus, Plutarchus, Appianus, Victor, Orosius, Eutropius, &c.