Ondertussen heet Hoorn, by Heda, in bisk. David, 297 pag. in het Latyn, angulus; een horne, een hoek, in welke ook deese stad is gelegen, aan de Zuyder zee. Immers is dan het Hoorn, in het wapen deeser stad, een misslagh van onnoosele en lichtgelovige uitvinders. Boxhorn. over Veldenaars Chronykje, 191 bl.
Aangaande de stad Hoorn, hebt gy een mooy spreukje van eenen Juw Hoppers, eigenaar quansuis van eenige landen, tussen, Hoorn en Staveren verdronken. Wegh, wegh met de grillen! het Hoorner Hop is niet anders te seggen als, de bogt of inham, by Hoorn.
Over het voorgevallene moet gy Velius doorleesen, of de Chronyk van Hoorn, sonder Naam, door Feyken Ryp, met platen, A. 1706, uitgegeven.