[Heemstee]
HEEMSTEE; ontrent Haarlem ten Westen, Holland afgenoomen en aan die van het Sticht gegeven, door keiser Henrik de IV, in een Giftbrief van A. 1064; volgens Alting, Notit. 2 Part. 86 pag.
Dit Huys, in Print hier nevens gaande, Roeland Rochman ontleend, is met de rugh naar het Haarlemmer meer gelegen, ontrent Bennebroek; door de twee ronde torentjes sich van verre doende kennen.
Wat haar oudheid aangaat, die toon ik in haar eersten ondergang. Want het is, A. 1394, door Koenraad Kuyser, volgens bevel van Albrecht van Beyeren, de 26ste graaf van Holland, omver geworpen. Ampsing, Haarlem, 88 bl en Boxhorn. stedeb. 121 bl,
A. 1404, toen die van Haarlem en Amsteldam, als raasende honden, malkanderen aanvielen, hebben de eerste, dit Huys, toen Hoeksgesind, wederom geplonderd en verbrand. Goudhoeven, Chron. 97 bl. Heemskerk, Batav. Arkad. 208 bl. Van Spaan, Rotterd. 105 bl.
A. 1425, is het selve weder geruineerd. Matheus, Analector. VI Tom. 115 pag.
Niettemin is het heden in die nette staat, die u hier word vertoond; onlanghs bewoond door den Heer Adriaan Paauw, Ridder, &c. Rechten en Kostuymen van Kennemerland, 258 bl.
Haar stichter sou syn geweest Reinoud van Brederode, de tweede natuirlyke soon van Reinoud den II; A. 1481, op dit slot overleden; volgens Bokkenberg, Illustr. Brederod. 76 pag. Ondertussen sie Van Leeuwen, Batav. 981 bl. van de doorluchte ridderen van dit edel Stamhuys.
Eindlyk moet dit Huys wel worden onderscheiden van het Huys te Heemstede, in het Sticht, tussen Uitrecht en de Lek, de weergadeloose lustplaats van den Hr. Didrik van Veldhuysen; waar af by my niets is, de Historie aangaande; en weder het vervallen en weer vernieuwd Huys te Haemstee, in