[Goeree]
GOEREE; een stad op een eiland, wel eer, door den koophandel en scheepvaard, alle gebuiren trotseerende; doch, door het stoppen van haar haven, van dat toppunt afgestooten. Wierd wel eer onder Zeeland gereekend. Boxhorn. Stedeb. 347 bl.
Voorts gedenkt een seeker oud Rym, by Pars (Katw. 125 bl, uit H. van Dam genoomen) van een rywegh tussen Goeree en den Briel. Maar wat heeft de zee daar sedert een diep gat gemaakt! Sie Vissers Holland.
Ook segt men dat oud Flardingen, of Vlaardingen hier ontrent, al voor ruim 460 jaaren, met alle haar huysen, door het zeewater, tot de grond toe is vernield. Men heet deese plaats, by de oostduynen, ontrent de stad, de Oude Wereld. Immers, met het afwyken van de zee, ondekken de inwooners aldaar niet alleenlyk lange straaten en grondslagen van groote huysen, maar vinden ook somwylen Rooms geld en andere seldsaamheden. Van Dam, Beschryv. van West-Voorn en -Goeree. Tuisk, Chronyk, 2 D. 1762 bl. Goudhoeve, 93 bl. by Pars, Katw. 124 bl. en Naamrol. 144 bl.
Want dat men heden Flaardingen heet, geloofd men dat geensins is op haar oude plaats geset. Baudartius, by de aangetogene van Dam, 10 B. 10 bl.