[Enkhuysen]
ENKHUYSEN; als of gy woud seggen, Enkel-huysen, gelyk ook van Huygens deese naamreden word aangenoomen, in de volgende regelen:
Van enkle huysen is groot Romen opgegroeit,
En ik van enkele. Groot Romen heeft gegloeid,
En ik ben plat gebrand. Groot Romen is herbooren,
En ik van nieuws herbouwd; bei beter dan te vooren:
Groot Romeu heeft haar juk den Spanjaard opgedrukt,
Ik heb myn vryen hals het Spaansse juk ontrukt.
Noord-Holland, heb uw deel in d'eere van uw vryheid,
Maar, weet dat d'eerste steen van 't groote werk in my leit.
En quam de heele buirt te deinsen tot den val,
Weet dat ik daar toe nooit den laatsten leggen sal.
Heeft binnen haar geen aloudheden; nademaal ook allereerst van deese stad gewagh word gemaakt op A. 1279, in welke sy is verbrand door Jan van Arkel en Klaas van Putten, afgesonden om de wederspannige Friesen gedwee te maaken. Boxhorn. Stedeb. 365, bl.
A. 1426, is Enkhuysen onder magt der Kennemers geraakt, en in 't selve jaar, de soldaten van vrouw Jakoba daar binnen tredende, syn 100 voornaame burgers, over tafel sittende, op de middagh, dood geslagen.
A. 1537, meenden de Geldersse by verrassinge deese stad te vermeesteren, met eenige schepen in de vroege morgen voor haar haven te brengen. Maar het werd door een vrouw, juist over de muir leggende, ontdekt. Dus kapten sy haar an-