[Batenburg]
BATENBURG; een seer oud slot tussen Maas en Waal, of wel tussen Megen en Ravestein, aan de Maas, gelegen. Heemskerk over syn Arkad. 96 bl. uit Junius.
Kluverius maakt van dit slot Batavorum oppidum (in de Vertaaling. 2 D. 51 bl.) het geen met recht van Flud. à Ghilde word tegengesproken, soo in syn Voorrede als in syn Aanteekeningen, 57 bl. en Rykius, over Tacitus, 465 bl. V. Leeuwen, Batav. Illustr. 177 bl.
Was eertyds bemuird, en besit noch stadsvryheden; hoewel se op de vergaderingen, nevens de Geldersse steden nooit is beschreven. Heeft ook het recht van te munten. Haar burg of slot is ook seer aanmerkelyk, wiens bouwing de gewaande Bato al meê word toegeschreven.
De Heeren van Batenburg syn in de jaarboeken bekend, ontrent, A. 1162, 1188 en 1190; doch A. 1272, is deese heerlykheid, met een huwelyk, aan der Bronkhorsten stamhuys verknochr. Slichtenhorst, Geld. Geschied. 1 B. 50 bl.