[Albrecht]
ALBRECHT; graaf van Holland, door bovengenoemden Oudaan, op dese wyse beschreven:
Treed, Albrecht, in voogdy uws sinneloosen broeders;
Van uwen heussen aart tuigt niemand iets verwoeders
Als Delff, daarse in het puin van muir en poorten treur:
Doch dubbel boete gy 't aan recht en willekeur.
Nu, Landsheer, boet uw lust, met ryen en hoveeren
Maar pas op 't stuk, men kan een grave-goed verteeren.
Wat segt Vrouw Griet hier toe? te veel in praal verquist
Legt dikmaal in het eind den sleutel op de kist.
Hy was de broeder van graaf Willem de V., vervolgens ook de soon van keiserin Margriet. Overleed, oud 74 jaaren, A. 1404. Scriverius, in de Graven, in VIII. 384. bl.
Hy wierd, als voogd deser landen, aangenoomen; synde Willem syner sinne byster geworden, na dat hy uit Engeland was gekeerd. Goudhoevel, 393. bl.
A. 1359. Delf, de Hoekse syde aanklevende, deê groote moedwil, in Albrechts afweesen; verbrandende de Huysen, Polanen en Binkhorst. Maar, hoe is dit afgeloopen? Albrecht quam voor Delf; Albrecht dwong haar tot den overgaaf; Albrecht sloeg haar in een boete van eenig geld en het sloopen van Toorens en Muiren. Jan van Leiden, Brederod. 33. H. by Ant. Matheus, Analector. 2. Tom. 328. bl.
A. 1377. Syn broeder in Henegouw stervende, is hy geworden graaf van Holland, &c.
A. 1392. Wierd Alyt van Poelgeest, syn boelinne, in den Hage by nacht vermoord. Siet beneden in Alyt. Waar op hy de moorders vervolgde, en belegerde op het Kasteel vàn Altena. Doch de saak is bygelegt en verdragen. Siet Alkemade, en alle die wy, by de Gravinne Ada, hebben opgeteld; synde ook syn tronie naar de konst, en syn standbeeld naar waarheid, by deselve te vinden.