Ludolph Smids
Schatkamer der Neerlandse Oudheden.
A.
[Aa]
AA; een seer oude Naam van verscheidene rieviertjes en waterbeeken, in Friesland, Westfalen, en self buiten deese landschappen, in Braband, Flaendere en elders, J. Pikardt, Drentss Oudheden, 16. H. 80. bl. het selve ook seggende van de E en I.J. Huyninga, in de beschryving van Groningen, geplaatst in het Stedeboek van W. Blaauw. Mens-Alting, Descript. Frisiae, 1 pag. Jakob van Royen, over de Neerlandse Oudheden van Richart Verstege, 5. H. 159. bl. Sie mede myn Poësye, in haar Aanteekeningen, 6. bl. Alwaarom, indien ik by de Latynse Schoolgeleerden my soo verre mogt uitlaaten, ik gaaren sou seggen, dat Hadria, Albula, Vistula, Mosa, Mosella, Garumna, Sala, Arola, en andere rievieren van Naam, sulk een terminatie of uitgang deswegen hebben bekoomen.
Maar, siet hier eenige van dusdaanige benaaminge.
Aa; in het Sticht van Uitrecht, by het Huis ter Aa, ontrent de Nieuwersluis. |
Oude en Wyde Aa; by Leiden. |
Havelter Aa; ontrent Beilen en Meppel. |
Vriesse Aa; ontrent Almeloo, tussen Wyrden en het Blanke Meer. |
Aa; ontrent Borken, in Westfalen, in den Ysselloopende. |
Aa; by Boekholt. |
Aa; tussen Benthem en Burgsteinfurt. |
Aa; van Aahuis loopende naar Goor. |
Aa; tegen over Emsbuiren, loopende in den Eems. |