37. Mariamna, in het moorddaadigh hof van Herodes:
exeat aulâ Qui volet esse pius. Lucan. Pharsal.
AFgrijslijk hof! k'stap uit uw' marmere portaalen;
Dewijl Herodes haar doet rooken van het bloed,
Dat moeder, om my, quijnd, in haar gevangenisse?
Neen; 't swaard van myn gemaal eyscht Mariamnes hoofd:
Syn jalouzy verlangd myn levens draad te korten.
|
-
eindnoot+
- Alsoo sy de dochter was van de koning Aristobulus en Alexandra.
-
eindnoot+
- T' Verhaal vindmen by Josephus, 15. B. der Joodsche Oudh. In poësy vertoonen haar, op 't levendigste, Marino; Hardy; Tristan; en Emm. Rodriguez: in print, seer beweeglyk, le Moyne.
-
eindnoot+
- Hyrcanus, koning en hoogpriester, van Antigonus gebannen, van Herodes herroepen: doch eindelyk gedood.
-
eindnoot+
- Terwyl Aristobulus, hoogpriester sijnde, sich badede, benevens de grooten van het hof, hebben eenige omgekochte hem, al speelende, gedompeld en verstikt: siet het afgebeeld inde groote Chronyk van Godofreed.
-
eindnoot+
- Berouw krijgende van deese edelmoedige vorstin, soo lafhartigh te hebben afgeschilderd, heb ik haar, sijnde door Rodriguez aangedreven, grootscher wilen vertoonen, doende haar Herodes, met sijn lyfwacht, met een spiets in de vuyst, tegengaan. Siet hoe ik het in poesy, gelyk. J. de WOLF in schildery, uitvoer:
SOo valt een bosch-leeuwin op haar bespringers aan,
Gereed om tand en klaeuw' haar in het hert te slaan.
Herodes, sterf! tieran! geen wacht kan u bevryen
Voor MARIAMN', en haar gesarde raasernyen.
Sy is onschuldigh aan 't vergiftighd moordbanket.
Dies wil sy sich, door geen bedekte listen, wreeken:
Maar, opentlyk, u met het naakte staal doorsteeken.
Solome, vlie! sy sal 't eerst in uw borst doen gaan,
Verraderes! gy hitst' uw' wreeden broeder aan:
Uw' haat, uw afgunst, is de bronaêr der elenden,
Die niet, als met de dood des konings sullen enden:
Maar gy, ò schilder! die, met een verwyfd' pinseel,
Een bange droefheyd maald op't ander tafereel,
Ga, wisch de traanen uit: doe MARIAMNA keeren,
Met brandend' oogen, om Herodes te trotzeren.
-
eindnoot+
- Suster van Herodes, seer jaloersch op de schoonheyd, staat, en afkomst van Mariamna: en de daarom van overspel, en verraad, beschuldigende: siet Josephus, &c.
|