Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen

[p. 17]

12. Polyxena, gedood aan het Graf van Achilles:
G. Lairesse.

Sacerdos
Praebita conjecto rupit praecordia ferro. Ovid. 13. Met.

GEen Minnaar trekt de degen uyt,
En wond sijn schoone Bruyd.
Ovidius! gy schiept nooit ijsselijker loogen.
T is Pyrrhus niet, wiens staal die Maagd⁺ de borst ontsluyt;
En s' Vaders spooken, met dat bloedvergieten, stuyt.
Leermeester van de Min! hoe kon 't uw hart gedoogen!
Laires schikt beeter, die weet wat de Min beduyd,
Die geeft het mes een Paap, stokoud en onbewoogen;
Set Pyrrhus in een hoek, en dekt sijn lekend' oogen.
Geen Minnaar trekt de degen uyt,
En wond sijn schoone Bruyd.

+ Men siet se dikmaals in Schilderyen, en in Printen. Die van Le Pautre is seer fraay. Met veersen is sy afgebeeld door Marino; vorders ook door Ovidius. 13. B. Herschep. Seneca Troad. I. van Vondel. Ulysses liet haar ombrengen, het volk, door den schijnheyligen Calchas, wijsmakende dat de schim van Achilles haar begeerde. S. Koster, en I. Vos.