Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen

[p. 13]

10. Alcyone, by het lichaam van den verdronken Ceyx:
Aen P. Verhoek.

pulchro in maerore. Stat. 4. Theb. de Hyps.

ALCYONE, die Ceyx⁺ (helaas!) beschreyd,
Vergeefme dat uw' rouw my kan vermaken.

Geen hertstocht geeft soo veel bekoorlijkheyd,

En sieraad noch aan oogen, noch aan kaken.

Het schoone⁺ toond, in uw' gelaat, sijn kracht:

T' lokt aan; het stort in ons een meededoogen.

Waar sijt gy, die de Schilderkonst veracht?

Aanschouwd dit beeld eens met verstandig'⁺ oogen.

Wel. is het schoon? neen, segt gy? gy mind licht

Een lachend', ik een treurend' aangesicht.

+ Siet by Ovidius, iiB. der Herschepp. en Lucianus in Alcyone. &c. sijn Schipbreuk, ende de rouw van sijn Gemalinne over de selve.

+ De Poëten hebben dit ook aangemerkt, behalven de Schilders Ovid. 1. de Arte. Flebatque simul... decebat, Nec facta est lacrijmis turpior illa suis. Doch, daar is een fraajer plaats by jemand, die my voordeese tyd niet invalt: Misschien heeft hem De Bruyn in sijn Wetsteen. Siet Jordaans Studenten haver.

+ Cicero noemd die Oculos eruditos. Paradox. 5.