Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen
(1685)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
8. Euadne, sich in het Lykvuur van Capaneus werpende.Accipe me, Capaneu! cineres miscebimus, inquit NAuw sagh EUADNE 't hout ontsteeken,
Rondsom het Lijk van haaren Held,
Of sy begon aldus te spreeken:
Vergeefs myn hert tot traanen smelt;
Ik kom geen asschen hier vergaren:
Maar, wil die met de myne paren.
O Capaneus! liev' Echtgenoot,
Gestort van Thebes oude wallen!
Ontfangm' in uwe kille schoot!
Ah! laat ik aan uw' zyde vallen.
Al staat dit hout in lichte brand,
Het strekk' ons tot een Ledekant.
Uit hads', en klomGa naar eindnoot+, langs eyken takken,
Den deereliken stapel op;
(Een Heldenhert sou hier verswakken)
De smook vervulde 'er keel en krop:
Het woedend' vuur vloog in haar kleder,
En smeets' op 's mans gebeente neder.
|
|