Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen
(1685)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
7. Venus, klagende aan het Graf van Adonis; en omringeld van verscheydene Cupidootjes.
| |
[pagina 10]
| |
Benauwdheyd, quelling', smert en pijn.
Neen laat haar deese rust gebeuren.
Het schiint wel dat die schoon' een weynigh is bedaard,
Soo sij geen traanen dus, tot nieuw geschrey, vergâard.
Ia. slapen is hier Slechts verpoosen.
Verpoosen? neen. nu droomd Mevrouw
Van kussen, strelen, en liefkoosen;
Nieuw voetsel tot een bitt're rouw.
Die droom voor al dan niet gebrooken.
Sy poogd Adoon t' omhelsen (ah!)
Aan haar, gelijk se meend, gedoken.
Elk rep sich; jongens, voor den dagh!
Men set die treurige Godess' in haare wagen,
Om slapende soo van de Grafsteen af te draagen.
|
|