Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende 't Zoetse zoet. Toon: Hoor ik niet uw buurman krayen? &c. ALs de liefde, met 'er banden, Twee vernoegde harten bindt, Wen de klem der rechterhanden Op de troukus rust, dan vind Men een see vol soetigheden, Die gestaag in weelden vloeyt, En besprengt de fiere leeden, Met'er vloed daar vreugd uit groeit. [pagina 117] [p. 117] Jokken, lokken, lachen, streelen, Duisend kusjes yder uur, Nacht en dag, op 't vrundlixt, speelen, Om de vlam van 't minnevuur, Deur er krachten aan te blasen, Is gestaag hun tijdt verdrijf; Wen de lust, in lust, mach graasen, Och! dan huppeld ziel en lijf. Even eens gelijk de roosen, In de koele morgenstont, Vars bedauwt, op 't vruntlixt bloosen, En het bietjes lekkre mond Lokt, om, op 'er purpre bladen. Vry te steelen 't soetste soet, En 'er lusten te versaden Als z' 'er knopjen open doet. Zoo doen ook de loddre loncken Van de vrouw gestaag de man; Des hy, door de lust brood-droncken, [pagina 118] [p. 118] Rooft al 't geen hy rooven kan. Honing suigt hy van 'er kaken, Wen hy duifend kusjes rooft, Op de bloos die roodschar laken, Deur 'er blye kleur, verdooft. 't Is onmooglik te beschrijven Wat al lieve dartelheid Dat 'er schuilt. Ik laat het blijven; Mits den dageraad ons scheit. Ga. Ai ga vry, sonder toeven, Naar de vreugde dien ik roem, Voeg u om 't vermaak te proeven, 't Geen ik soet en hailig noem. Vorige Volgende