Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Brvids bloosjes. Toon: O Karsnacht: &c. AL stoft den daagraad op 'er kaken, Met Lelyen en rood scharlaken. Zoo cierlik, naar de kunst verciert, Dat alle geesten hen verquikken Wanneer sy heur paruyk gaat schikken Die 't vrolik vee vee voor hailig vierdt. Noch waarder zijn de soete bloosjes Op Cloris konen, die de roosjes, In blye kleur, te boven gaan, En lokken Faunus, als de bloemen De lekkre bie, tot roove en roemen Wen sy 'er lusten mach versaen. De Tortel kan zo soet niet mallen, Noch scheppen zoo veel welgevallen, In 't trekkebekken, met 'er ga, Als Faunus, met sijn wel beminde, [pagina 120] [p. 120] Zal vreuchden en vermaken vinden, Op 't Bruilofts bedde, vol gena. Hier smelt men hart in hart te zamen. Hier strengeltmen twee lieve namen, Met duifend strikjens, vast aan een. Hier vloeid een zee vol soetigheeden, Door 't mengen der verscheiden leeden; Dies ga, de trouw maakt u gemeen. Leever. Laat zien, hoe was het ook? ja, 'k eet de leever garen. 't Moest een rijke fokker zijn die een bougiet met gelt op een speelreis dorst vervaren. Maar 't is geen wonder want het was vlak in de wint. Mejuffer kreech het gelt en liet men heer het kiud. Leever. Die leever is wel taei, ai zie hoe moet ik teezen. Mijn liefjen heeft een wond die niemand kan geneezen. Want of z' 'er somtijts wel een wiek in stoppen laat, Zy blijft gelijkze was, mijn engel vind geen baat. Vorige Volgende