Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende Droom. Toon: Dancket den Heer voor zijne genade. Of, Serbande. DAifilo raakte by nacht aan 't droomen, Hem docht dat hy d'erts vader Adam was, Toen sag hy in een lusthof vol boomen, Verscheiden gedierten, hupplende in 't gras, Elck met zen weerga op 't soetste verheugd. Wel, dagt hy, wat 's dit! moet ik dan men jeugd Dus eenzaam verssijten? daat ik, door de min, Al brand, en ik vind voor my geen vrindin. Mit ziet hy, soo 't schijnt, een maagd, behangen Met een doorlugtig en wit zijden kleet, [pagina 96] [p. 96] Brandend van ogen, blosend van wangen, Die naar hem al voetje voor voetje treet. Daar staatse heel stil, hy kijkt 'er stip aan, En seit voort; war Engel zie 'k voor my staan! Mit roept hy: Eva, o been van mijn been, En vlees van mijn vlees! ik minje; waar heen? Hy brande en om dese brand te blussen, Sprong hy, als een hart, terstont over end. Hy meende strax zijn Eva te kussen: Maar, wakend, toen was 'er niemand omtrent. Des was hy bedroeft en schier halles gram: Maar toen hy daar na by Granida quam Greep hy 'er handen, en sey, met een sugt, Och! dat dese Eva my ook niet ontvlugt. Vorige Volgende