Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Na 't enten vrucht. Na druk genucht. Toon: Ghy hailigheitjes die &c. MYn zoete Cloris, zie de Lente nu eens bloosen, Sie hoe z' 'er jeugdig hooft met goudsbloem heeft verguld; Sie hoe z' 'er tuiten huld, En hoese swanger gaat met leelyen en roosen. Het leeuwerikje lokt, door vrolik quinckelieren, Den landtman in de lugt, den steeman in den hof. Hier gaat de weelde grof. O Cloris; dit 's gewis een bruiloft voor de dieren. Gints snoeit den hovenier de dartle wijngaardranken. Daar toont Silvaen zijn kunst en ent een jonge loot, Die nooit geen wortel schoot: Hier voor koomt Pomena hem dankbaarlik bedanken. De lieve fruitgodin alreede naer de vrugten, [pagina 70] [p. 70] Op 't allerhoogst verlangt: z' ontziet geen ongemak: Maar grijpt een volle tak, En vult'er open schoot met dartele genugten. Mijn Cloris, kunt gy dit in u verstant niet vatten; Die enten is de trou, daar al dit al door leeft; De vrugten die 't ons geeft, Sijn lieve kinderen, d'alwaardste huwlix schatten. Leever. Die Leever is soo droog als brood. Mijn vryer is niet al te groot; Nochtans hy d'allergrootste tart: Met reen; zijn heele lijf is hart. Leever. Ay lieve zie, ik kan die Leever so klein vrijven. 't Sijn de nobelste basen die 's nachts tot twaalven in de kroeg blijven. Vorige Volgende