Bruylofts-kost
(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft
[pagina 63]
| |
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa sa,
Aan 't hoosen en tullen;
Lang glasen en pullen,
Fris, wakker, koom dra.
Gans lijden! heeft hier niemand dorst? snapop.
Dit is een slik-pot voor mijn borst.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Lang glasen en pullen,
Aan 't hoosen en tullen.
Fris, wakker, dra, dra.
Wel joncker ik zie u vast an, snapop.
Gy schijnt, in 't oog, een dapper man,
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Lang glasen en pullen.
| |
[pagina 64]
| |
Koom, kanje mee tullen?
Fris, wakker: seg: ja.
Gy hebt een neus als een kalkoen; snapop.
Des moet gy hier uw proef nu doen.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Aan 't hoosen en tullen.
Lang glasen en pullen.
Fris, wakker, dra dra.
Een Roemer maakt de keel nauw nat; snapop.
Drie, dat 's de will-keur van de stat.
Snapop en snapeder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Lang glasen pullen:
Wy willen aan 't tullen.
Al-arrem, sta sta.
Zie daar, dus maaktmen, met een veeg, snapop.
| |
[pagina 65]
| |
Ga naar voetnoota Drie tevens, sonder storten leeg.
Snapop en snapeder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa.
Aan 't hoosen en tullen,
Lang glasen en pullen.
Fris, Wakker koom dra.
Indien gy dan ons gild bemind, snapop.
So zie dat gy die kunst mee vindt.
Snapop en snapeder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa. Lang glasen en pullen.
Aan 't hoosen en tullen.
Fris, wakker, dra, dra,
Een brodder die een droppel spild, snapop.
Koomt, door geen smeeken in ons gild.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
| |
[pagina 66]
| |
Vyva, sa, sa,
Lang glasen en pullen.
Dat 's meesterlik tullen.
Wel stortje? dat 's scha.
Want wie dit niet rechtschapen doet, snapop.
Tot straf, ses roemers vegen moet.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Aan 't hoosen en tullen,
Lang glasen en pullen;
Fris, wakker, dra, dra.
Ons gild geen breckebeenen duld, snapop.
't Is braef die sonder steenen tuldt.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa, Aan 't hoosen en tullen.
Wat zit niet als sullen.
Is 't suiver; och ja.
| |
[pagina 67]
| |
Zijt welkoom broer, gy hebt voldaan, snapop.
Wy neemen u voor meester aen.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa,
Aan 't hoosen en tullen.
Breng glasen en pullen.
Gauw, doe ons geen scha.
't Is eerlik, schoon een veel verteert, snapop.
Dat hy noch wakker tullen leert.
Snapop en snapneder.
Suipuit en schenck weder.
Vyva, sa, sa, Breng glasen en pullen,
Hier weetmen van tullen,
Ai repje! dra, dra
O Aemsteldam! ons gilde geld, snapop.
Houwt wel tien duisend man te veld.
Snapop en snapeder.
Suipuit en schenck weder.
| |
[pagina 68]
| |
Vyva, sa, sa,
Breng glasen en pullen.
Wy moeten staag tullen.
Al-arrem, sta, sta.
Swijg Haerlem, swijg: want of ghy schoon, snapop.
Veel stoft, wy proncken niet de Kroon.
Snapop en snapneder.
Sui puit en schenck weder.
Vyva, sa, sa.
Aan 't hoosen en tullen.
Wy gieten met pullen,
En roepen staag: dra
Nu gildebroeders, hou uw rust, snapop.
Als elck zijn lief eens heeft gekust,
Snapop en snapneder,
Dan sullen wy weder,
Vyva, sa sa, Vyt glasen en pullen,
Al even stijf tullen
Is 't land toch geen scha.
|
|