| |
| |
| |
Het fijne pension.
Ze zaten in ‘The Hague Lunchroom’ op de Hoogstraat, vlak tegenover elkaar, in een knus hoekje bij het raam, aan een gedekt tafeltje: Door Trimpe - in de wandeling Do genaamd - en Netty Bakker.
Do was een blond dikkerdje, met grappig-kordate gebaartjes en een aardig zelfbewust gezicht, Netty - tenger, bleek en angstig-onzeker.
Do knikte kalmeerend, speelde werktuiglijk met de anjer in het nikkelen bloemvaasje. ‘Laat 't allemaal maar aan mij over,’ zei ze gewikst, ‘laat mij maar optréden...... Je zult zien we krijgen 'n fijn pension.’ Zij deed nadrukkelijk-kalm, redeneerde komisch-zakelijk, en lei op elke lettergreep een klemtoon.
Netty luisterde en knikte, knikte en luisterde, ze verkruimde nerveus een sneetje brood met roastbeef op haar bord, nam 'n teugje van haar lauw-geworden koffie. ‘'t Zou anders 'n hoop secuurder zijn,’ weifelde ze, ‘als we je neef meenamen. Floor weet de weg hier best... Moe zei ook: alleen dàn...’
Met een energieke hoofdbeweging brak Do het
| |
| |
af. ‘Och kind, Floor die alles beter weten wil...’ Ze trok een minachtend lipje. ‘'n Moderne vrouw handelt zelf, heeft overal geen man bij noodig. Ik heb trouwens ook te veel zelfrespect voor zoo iets... Och en dan wij: twee babytjes van drie en twintig...’ Ze lachte hoogmoedig, tikte meteen brutaal bevelend met haar koffielepeltje tegen de rand van haar leege bord, bestelde aan het dienstertje nóg een halve uitsmijter-ham en nóg een kop koffie. ‘Jij niets meer, Net? 'n Portie flensjes met room? 'n Schotsche reep?’ Netty schudde verschrikt het hoofd. ‘Nee, nee heusch niet, ik - ik heb nooit geen trek na 'n treinrit.’
Do praatte er al weer bondig doorheen. ‘Je zult 't zien, lieve meid, hoe glorieus we slagen, buiten Floortje om. En áls we ons dan eenmaal goed en wel geïnstalleerd hebben, overrompelen we hem, sturen we hèm 'n invitatie.’ Zij trok een onderkin, begon hongerig aan haar tweede halve uitsmijter-ham...
* * *
Do en Netty hadden samen gestudeerd, deden tegelijk examen voor de hulpacte en waren beiden geslaagd. Kort daarop kregen ze een plaats aan een nieuwe school in een lief gelegen visschersdorp en vier lange jaren waren ze daar gebleven. Toen, na hevige scènes met de bazige
| |
| |
‘Baas’, wou Do ‘er uit,’ ook wel om het saaie van allemaal getrouwde mannelijke collega's... Er kwamen - in die tijd van haar besluit - juist twee vacatures aan een lagere school te Rotterdam. Do bepraatte Netty, en samen solliciteerden ze, op éen dag gaven ze proefles, en beiden werden ze benoemd. Do had direct een annonce voor een zit-slaapkamer in ‘Het Nieuwsblad’ geplaatst voor hun tweeën. En in de loop van de week bracht de post telkens een stapeltje brieven van solliciteerende hospita's. Do keurde de epistels, schifte ze, maakte daarna van de in aanmerking komenden een keurig lijstje in haar notitieboekje en - trok er met Netty op uit.
* * *
Resoluut beklom Do vóor Netty, de steile stoffige trap met het slordige loopertje. Er hing een vieze waschwalm op het bovenhuis, en een vettige etensreuk. Een juffrouw met een brutaal gezicht en slordig neerpiekend haar, deed in der haast een schort over haar besmeurde huisjapon, wenkte hen - na een bijna familiare begroeting, met een nóg wasemende zeepsophand - en opende een kamerdeur. ‘Asse de dames maar binne wille kaume...’ Met een kluchtig-rappe greep nam ze een paar luiers van een droogrekje,
| |
| |
zette een stoof op een gat in het vloerkleed. ‘'n Beildige kamer,’ zei ze.
Do trok rimpels in haar neus, verheimelijkte toch zoo goed mogelijk haar teleurstelling. ‘Jee, dit is nou al de áchtste...’, overwoog ze terneergeslagen, en zuchtte.
Zakelijk vroeg ze naar de pensionsprijs, bekeek critisch de onzindelijke sprei op het ledikant, de smoezelige gordijnen voor het raam, liep vrijpostig door de kamer... Het vloerkleed was tot op de draad versleten, de rieten zittingen van de stoelen hadden diepe putjes, het tafelkleed was vettig van sausplekken.
Do kreeg opeens een erg besliste uitdrukking in haar gezicht en haalde een dikke kras door een adres in haar notitieboekje. ‘Ja, 'n allerliefste kamer,’ glimlachte ze ironisch.
De juffrouw ging er dadelijk op in. ‘En ik durref segge: 'n sefiel praisie foor 'n kosthuis, want al de gemakke die je hêt, nietwaar?, gas, water, hiér-op-de-auverlaup, 't fetaintje-en-sau... en dan twéi diepe kasse...’
Netty keek verlegen, knikte, luisterde.
Do had enkel een lachje.
‘Enne...,’ haalde de juffrouw uit, ‘u bin héilemaal vrai, u ken ontfange wie u wil en wanneer...’
‘Zóó!’ Do liep alweer naar de trap. ‘Nu, dan
| |
| |
hoort u nog wel van ons... Dag juffrouw!’
- ‘Nou?’, vroeg Netty bedenkelijk op straat. ‘Niks natuurlijk,’ zei Do kregel, ‘enfin, we hebben er nog meer...’
* * *
Do belde. ‘'n Nette straat,’ zei ze tegen Netty, meteen werd de deur opengetrokken, boven, op de keurig-belooperde trap stond een dame-in-het-zwart.
Do, even bevreemd en onzeker, praatte aarzelend.
Dadelijk knikte de dame. ‘Mevrouw Witte, ja dat is in orde, komt U boven.’ Zij had een beschaafde stem, beschaafde manieren ook.
Do was plotseling heel wat minder gedecideerd. ‘Dit is hèt milieu,’ bepaalde ze in zich zelf, met een snelle blik nam ze de dame nog 's op.
Mevrouw Witte droeg een allerliefst-zwart toiletje met gitten, en ze had een gezellig gezichtje met roode wangen en schitterende oogen, het lorgnet stond haar erg gedistingeerd.
‘Dit zijn de kamers,’ lichtte zij in, ‘die ik disponibel heb,’ ze ontsloot een deur, liet hen voorgaan.
Netty's oogen gingen glanzen, en haar mond sprong open in blijde verrassing. ‘Net als bij Moeder,’ dacht ze.
Do complimenteerde al. ‘Héél aardig,’ zij keek
| |
| |
's rond. Zware antieke meubels stonden er in het vertrek: stoelen met hooge ruggen en zwart-trijpen zittingen, twee eerwaardige leunstoelen, een bedaagde dressoir, een commode, en op een penanttafeltje brachten paarse potbloemetjes een voorzichtige vroolijkheid in al het stemmige. ‘Dit is de alcoof,’ deelde Mevrouw Witte mee, ‘kijk's, dat is aardiger vindt u niet?’ Ze opende weer een deur. ‘'t Geeft toch altijd iets van gêne: 'n ledikant in de kamer waar men ontvangt.’
Netty knikte bedeesd. ‘Oh - en twee ledikanten, wat leuk en die schermen er voor, zóo ben je heelemaal vrij...’
‘Tja,’ zei Do, ‘'t is aardiger...’ Ze kreeg een diepe peinsplooi in haar voorhoofd en haar gezicht betrok, ze dacht opeens aan de hooge pensionsprijs, die Mevrouw in haar brief genoemd had, praatte er weifelend over, blozerig.
Mevrouw Witte trok licht haar schouders op, glimlachte. ‘Ja-a,’ rekte ze, het klonk onverzettelijk.
Bedrukt en beschroomd overlegde Do met Netty. ‘We zullen ons dan op allerlei dingen vreeselijk moeten bekrimpen,’ begreep ze, ‘niet 's kunnen uitgaan...’
‘Maar je omgeving,’ mompelde Netty, ‘'t milieu... nee, zeg, lâ-we 't doen, heusch.’
| |
| |
Mevrouw Witte beïnfluenceerde hun beraadslagingen niet.
Toen, opeens, met een resolute schouderruk wendde Do zich tot haar. ‘De prijs is wel héel hoog, Mevrouw, maar we zijn dan toch besloten dit te nemen.’
Mevrouw knikte, ‘'t Doet mij genoegen.’ Ze schoof de pluchen gordijnen wat opzij voor het raam, liet hen van het uitzicht genieten, sloot een paar kasten open. ‘Ik ben geen hospita van beroep,’ vertelde ze, ‘ofschoon ik 't financieel wèl noodig heb als weduwe...... Maar ik doe 't toch ook vóór alles om wat vroolijkheid, wat jeugd in mijn huis te hebben, het maakt zoo intens zwaarmoedig als je heel de dag alleen bent.’ Haar handen beefden, en haar voeten gingen onzeker. ‘Dáarom heb ik ook 't liefste jongedames... U bent trouwens mijn eenigste commensalen nù.’
‘Oh juist,’ knikte Do, beschroomd keek ze het raam uit.
‘Prachtig klaargekomen, hè?’, praatte ze, op straat, enthousiast tegen Netty, ‘en heeelemaal buiten Floortje om.’
‘Ja,’ zei Netty stil, ‘'n bof.’ Eigenlijk speet het haar wel dat Do absoluut geen bezoek brengen wou aan haar neef: zìj mocht hem wel.
* * *
| |
| |
Knus, na 't overvloedige, feestelijke ‘inwijdings-soupeetje,’ zaten Do en Netty, voor het opgeschoven raam, te wachten op Floor.
Het fijne Japansche trekpotje neuriede gezellig, en het wippende spirituslichtje er onder wierp grillige flikkeringen op het volle bonbonmandje, de bonte theekopjes en de kom met rozen. Laag ingedraaid brandde op de commode de schemerlamp.
Er was geen gerucht in het huis. Door de avondlijke straat zoefde af en toe een geel-verlichte tram.
‘Hij komt niet gauw,’ zei Netty, droomerig keek ze op naar een groote blinkende ster in de heldere lucht. Haar hart klopte vlugger...
‘Och, nou ja, z'n kantoortijd is ongeregeld,’ wist Do. Zij geeuwde, was toch wel een beetje erg moe na de omslachtige reis, de bereddering van het koffers uitpakken, het installeeren van hun eigen sierprulletjes in de nieuwe pensionkamer, ook piekerde ze lichtelijk-nerveus, over de eerste les-uren, mórgen op de nieuwe school. Ineens door haar gemijmer heen, schoof fijn rinkelend het gang-belletje. Het dienstmeisje tikte, diende aan... Brusk-haastig stapte Floor Trimpe de kamer in. Hij hijgde eenigszins, en zijn gezicht en zijn stem hadden wat stugs bij de begroeting. Met een ruw gebaar wierp hij zijn
| |
| |
hoed op een werktafeltje, zakte plomp neer in een leunstoel naast Netty. ‘'k Hoorde er gister mirakel van op,’ zei hij norsch, ‘dat jullie je hier installeerden, Do haar briefje kwam gisteravond pas. Ik ben nu dadelijk van mijn werk hierheen gekomen.’ Hij keek om zich heen, praatte gedempter. ‘'t Is natuurlijk wel erg fiksch van... h'm... van Do, dat ze 't zoo op haar eigen houtje klaar gespeeld heeft... maar anders, de straat hier staat niet zoo erg best bekend, gebeurt nog al 's iets...’
Netty kwam verschrikt overeind in haar stoel. ‘Néé...?’
Do lachte verwaand. ‘Och kom, malle meid, hij wil ons wat wijsmaken.’ Ze flapte het gas aan. ‘Bezie eerst dit degelijke interieur 's,’ praalde ze, ‘is 't niet alleszins 'n deftige, ordentelijke keurige pensionskamer?, en dan heb je nog niet eens 't neusje van de zalm gezien: Mevróuw...’ Onderzoekend keek Floor 's rond in de kamer, er bleef een plooi tusschen zijn oogen. ‘'t Was toch beter geweest...’, begon hij, en brak het meteen weer af.
Vlak bij, achter een wand van de kamer, klonk opeens een dof gereutel. Een gebroken stem trachtte iets te zeggen, een gesmoorde lach huiverde er door heen...
Alle drie luisterden ze verschrikt.
| |
| |
‘Gô', wat is dát nou?,’ hijgde Netty.
Do's glimlach zakte weg.
Floor lei een vinger tegen zijn lippen. ‘St...,’ hij onderzocht de kamerwanden, en vond in de breede schaduw van de dressoir een afgesloten deur, door het sleutelgat kroop lamplicht. Hij boog zich er naar toe, gluurde er door heen, zijn gezicht verstrakte.
Weer klonk er een doffe lach op, dan een steunend gemompel.
Snel keek Floor om. ‘Heb jullie wel 'n sleutel op de deur?,’ fluisterde hij.
Do knikte.
‘Kijk dan 's of die wel past op 't slot,’ fluisterde Floor weer.
Onhandig van onthutstheid probeerde Do het slot, het was in orde. Geluidloos, op haar teenen, liep ze terug. ‘Wat is er dan toch?’
Floor kwam behoedzaam overeind. ‘Kijk zelf maar 's.’
Met klein-getrokken oogen loerde Do door het sleutelgat, ze verbleekte. ‘Jee,’ schrok ze, en gluurde weer.
Mevrouw Witte zat in een leunstoel bij de tafel, en praatte gichelend...... Maar niemand antwoordde: blijkbaar was ze alleen. Beverig beurde ze een glas met wijn in de hoogte, dronk het morsend uit, en schonk zich dadelijk weer in, er
| |
| |
dropen roode straaltjes bij haar kin benêer. Even later, deed ze, al-steunend, een slappe poging om op te staan, maar het gelukte haar niet, machteloos zakte ze terug in haar leunstoel, haar mond sloeg open, weer klonk het reutelen...
‘Ze is smoordronken,’ vertelde Floor tegen Netty, ‘smóór...’
Netty klemde zich aan hem vast. ‘O - maar, dan wil ik hier niet blijven,’ fluisterde ze, ‘wie weet wat er nog meer gebeurt van nacht: ze kan wel brand maken...’
Beschermend sloeg hij zijn arm om haar heen. ‘Ik zal zoo gauw mogelijk wat beters voor jullie zoeken,’ troostte hij, meteen verstolen triumfantelijk keek hij naar Do.
Ze kwam langzaam overeind, verlegen...
Onthutst en zorgelijk stonden ze dan weer alle drie, onder het suizende gasvlammetje van de lamp, te luisteren naar het griezelig lachen, en het hikkend gesteun.
In de avondlijke straat, vlak voor het huis, bulderde vrees-aanjagend een ruwe mannenlach los......
|
|