Vreugt- en liefde-sangen
(1682)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
Op de wijse; Dus in onsen Godt verblijdt. Of; wel op, wel op, ik ga ter jagt.1.
HOlterhoek, hoe klein gy zijt,
Gy maakt my al mee verblijdt,
Als gy nadert,
En vergadert,
Daar ik in uw buerte maar
Kom besoeken d'een of d'aar.
2.
Schoon gy ook maer, met u all',
Twee of drie waart in getal,
'k Gaaf u eere,
Mits de Heere Ga naar margenoot+
Selfs tot twee of drie alleen
Geern' in 't midden wenscht te treen.
3.
Of gy, in geringe staat,
Dus eenvoudig henen gaat,
'k Acht u echter
Niet te slechter,
Mits ik my sorgvuldich wacht Ga naar margenoot+
Dat ik noit het klein veracht.
4.
'k Sing u mee een Liedtje toe,
Als ik d'ander buerten doe.
| |
[pagina 36]
| |
Holterhoekje,
Neemt dit Boekje,
Vol van geestelijck gesank,
Door my selfs gemaeckt, in dank.
5.
Laat het noit weer van u gaan.
Kont gy 't selve niet verstaan,
Of niet lesen;
't Sal doch wesen
Tot bewijs aan ieder-een,
Hoe 'k u hertlik min en meen,
6.
Wat gy selve niet en vat,
Sal de Jeugt uit onse Stadt
U wel seggen,
En uitleggen,
Soo gy my en haer besoek
Geern' hebt in den Holterhoek.
7.
Schoon uw buert de kleinste zy,
't Komt uit ander buerten by,
En vermeert u.
Elk begeert u
Tot geselschap aan zijn zijdt.
Maakt de plaats vry ruim en wijdt.
8.
't Is een lust om aan te sien,
Hoes', in menigt, tot u vlien.
Stoelen, banken,
Leeders, planken,
| |
[pagina 37]
| |
En al sulk gezeet wordt dan
In der haast soo vol als 't kan.
9.
Komen wy aldus tot u,
Weest dan ook van ons niet schuw;
Komt tot d'andren
Met malkandren,
Wordt maar ergens hier ontrent
Ons by-een-komst u bekent.
10.
Maar maakt boven-al uw werk
Van te komen in de Kerk.
Loopt niet verder,
Want uw herder
Wijst u aan, waar Jesus weidt, Ga naar margenoot+
En waar hy sijn kudde leidt.
11.
Jesus roept u met sijn stem: Ga naar margenoot+
Hoort gy die, en volgt gy hem,
Dus genegen,
Op sijn wegen,
Soo en gaet gy nimmer mis,
Noch verdwaalt in duisternis Ga naar margenoot+
12.
Blijft door liefde t'saam gevoegt, Ga naar margenoot+
En met Christus vergenoegt;
Wilt hem kennen, Ga naar margenoot+
En na-rennen.
's Levens woort heeft Hy alleen:
Waar soudt gy dan anders heen ?
| |
[pagina 38]
| |
13.
Ga naar margenoot+Hoopt op Hem, en loopt om prijs.
Soekt hem niet om d'aardsche spijs,
Hy wil geven
Spijs ten leven,
Ja is selfs het levend broot,
Dat ons vry maakt van den doot.
14.
Wat de werelt hoog weerdeert
Schijnt te klein voor uw begeert'.
Ga naar margenoot+Christum winnen
En beminnen
Is het allerhoogste goet,
Daar men sterk na trachten moet.
15.
Ga naar margenoot+Wilt gy rijk zijn en geacht
Boven alle staat en macht,
Ga naar margenoot+Daar de menschen
Hier na wenschen,
Acht al 't aardsch' als drek en slijk,
En staat na Godts Koninkrijk.
16.
Ga naar margenoot+Denkt, dat Godt en wijse lien
Op uitwend'ge glans niet sien.
Ga naar margenoot+Elk rechtveerdig
Is meer weerdig
Dan sijn naasten, die te hoog
Door sijn waan en trotsheit vloog.
17.
Ga naar margenoot+'k Hou my selfs op 't hoogst vereert,
Als ik met u ben verneert,
| |
[pagina 39]
| |
En wy t'samen
Iet beramen,
Daar Godts lof en heerlikheit Ga naar margenoot+
Lieflijk door wordt uitgebreidt.
18.
'k Wandel niet in iet, dat my Ga naar margenoot+
Al te groot en wonder zy.
U te stichten, Ga naar margenoot+
T'onderrichten,
Of te troosten, met Godts woort,
Is de vreucht, die my bekoort.
19.
Dat een aar verheven schijn,
Ik wil met u nederig zijn,
Liever singen
Met geringen,
Dan na hooge dingen staan,
Die mijn ampt niet aan en gaan.
20.
Maar leeft gy ook dus in 't kleen
Met uw eygen staat te vreen. Ga naar margenoot+
't Groot en heerlijk
Schijnt begeerlijk,
Maar veel moeite, sorg, en last,
Isser in 't gemeen aan vast.
21.
Die sich na geringhe stant,
Buiten nijdt en strijdt, op 't lant,
Met genoegen,
Weet te voegen,
| |
[pagina 40]
| |
Isser vry wat beter aan,
Kond' hy sijn geluck verstaan.
22.
Ga naar margenoot+Zijt gy klein, zijt rein te saam,
En wordt groot en hoog van naam
Door uw handel
En uw wandel.
Ga naar margenoot+Heilige Godtvrucht'ge lien
Zijn meest heerlijk en gesien.
23.
Ga naar margenoot+Heiligheit is in der daat
Voor Godts huis het best cieraat.
Die vercier' u,
Ga naar margenoot+En Godt stier' u
Door sijn woort en Geest voortaan,
Ga naar margenoot+Om sijn heil'ge wegh te gaan.
24.
Ga naar margenoot+Soo sal ik, mijn leven lank,
Met een dankbaar lofgeklank,
Godt daar boven
Hertlik loven
Om uw yver, liefd', en deugt,
Daar gy meest my door verheugt.
|
|