Vreugt- en liefde-sangen
(1682)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijMen kan 't singen op de wijse; Zijt gelooft, o Godt en Heer. Siet onse Gesangen, Fol. 28.1.
LOo, gy moet ook in den rang
Van mijn Sang,
Daar ik onse Kerspels luiden,
Elk bysonder in haar hoek,
Mee besoek,
Oost, en West, en Noord, en Zuiden.
2.
Uw genegentheit tot my Ga naar margenoot+
Maakt my bly,
| |
[pagina 26]
| |
En ik wensch, dat gy mogt weten,
Hoe 'k uit ware liefde sucht
Na 't gehucht,
Daar gy zijt soo kleyn geseten.
3.
Ga naar margenoot+Zijt gy klein en slecht in 't oog:
'k Acht u hoog
En kan my met u vermaken,
Meer dan daar de werelt pronkt,
Lacht en lonkt,
Met een schijn van groote saken.
4.
Ga naar margenoot+'t Is in waarheit al maar schijn,
En geen zijn,
Wat sich voor doet hier beneden;
Ga naar margenoot+Een verdwijnende vertoog
Voor ons oog,
Ga naar margenoot+Ydelheit der ydelheden.
5.
Ga naar margenoot+'k Hebb' de wereldt als een riet,
Buiten iet,
Binnen niet, lang af gekeken,
En by al, wat metter daat
Haast vergaat,
Door bevinding vergeleken.
6.
Ga naar margenoot+Satan vind de meeste kans,
Daar de glans
Van al 's werelts Koninkrijken,
Met haar heerlikheit, soo schoon,
Staat ten toon,
Soo wy niet wel voor ons kijken.
| |
[pagina 27]
| |
7.
Hierom heeft een Christen winst,
Daar hy minst
Is verlegen, hoe sijn oogen Ga naar margenoot+
Van al dat bedrieglijck mooi
En getooi
Sullen werden afgetogen.
8.
Sie 'k somwijlen d'ydelheen
Van de Steen,
Dan gedenk ik, sonder jokken;
O, die op den Looschen-Brink
Nu weer gink !
Daar sou sulcks my niet verlokken.
9.
Als wy by u met gemak,
Onder 't dak
Van den blauwen hemel, singen,
Datter elk van vroolik wert,
Daar is 't hert
In den hemel best te bringen. Ga naar margenoot+
10.
Hoe gelukkig waar u stant
Dus op 't lant,
Kondt gy uw geluk recht kennen,
En met Godt maer ommegaan, Ga naar margenoot+
Om voortaan
Meer en meer aan hem te wennen ! Ga naar margenoot+
11.
Jesus kennen maakt ons rijk. Ga naar margenoot+
Schaad' en slijk
| |
[pagina 28]
| |
Is daar alles by te achten.
Ga naar margenoot+Hier door leert gy, allereerst,
Elk om 't seerst,
Na Godts Koninckrijk te trachten.
12.
Ga naar margenoot+Hebt gy op geen gelt of goet,
Hoog van moet,
Als veel grooten, u te roemen,
By ootmoed'ge kennis Godts
Is den trots
Aller rijken niet te noemen.
13.
Godt voedt elk hier met sijn deel.
Ga naar margenoot+Is 't niet veel,
Dat hy u hier geeft ten besten,
Wat hebt gy, om u te voen,
Veel van doen ?
Kleine Vogels, kleine nesten.
14.
Wie Godt kent, en dient en eert,
Ga naar margenoot+Is geleert
Sich na kleine staat te voegen.
Godtsvrucht brengt het grootst gewin
Ga naar margenoot+Voor ons in,
Met een sonderling genoegen.
15.
Brengt gy slechts aan uwen oort
Ga naar margenoot+Vruchten voort,
Die geloof en boet betamen.
Soekt, met heiligheits cieraat,
Ga naar margenoot+'t Volk van staat
Edelmoedig te beschamen.
| |
[pagina 29]
| |
16.
Zijt doch nimmermeer alsoo
Op het Loo,
Als de dorre doode boomen, Ga naar margenoot+
Die daar op een Brink noch staan,
Daar voortaan Ga naar margenoot+
Vrucht noch bladt weer aan wil komen.
17.
Maar zijt als een boom, geplant Ga naar margenoot+
Aan de kant
Van den Berkel, daar ter zijden,
Die zijn vrucht, in sijn saysoen,
Frisch en groen,
Voortbrengt op bequame tijden:
18.
Hebt gy in de kerk Godts woort Ga naar margenoot+
Aangehoort,
Vloeit niet door, gelijk de sluisen, Ga naar margenoot+
Die gy dan weer over moet,
Daar de vloet
Nu en immer door komt bruisen.
19.
't Geen gy hebt, dat houdt wel vast. Ga naar margenoot+
Jesus last
Is gemakkelik te dragen,
En sijn jock is licht en sacht,
Mits sijn kracht
Ons in alles selfs wil schragen. Ga naar margenoot+
20.
Amen. Godt doe selve nu Ga naar margenoot+
Dus aan u;
| |
[pagina 30]
| |
Hy bevestig' dit altsamen
Ja hy selve doe alsoo
Aan het Loo,
Als wy van hem bidden. Amen.
|
|