Vreugt- en liefde-sangen
(1682)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
Man kan 't singen op de wijse; Waarom soud ik met vermaken &c. Siet onse Gesangen, fol. 86.1.
OLden Eyberg, wie kan weten,
Of gy soo misschien meugt heten,
Om dat gy Ga naar voetnoot*Oud Eiberg zijt,
En dien naam hebt nagelaten,
Als 't gebouw van kerk en straten
Nieuws geset wierd aan uw zijdt.
2.
Siet, gy hebt en houdt dien name.
Hebt de daat ook, en houdt t'same.
D'oud en eerste liefde steeds, Ga naar margenoot+
Die by jongen en by ouden
Al te seer is aan 't verkouden, Ga naar margenoot+
Ja schier uitgebluscht alreeds.
3.
Dat noit onder u verouwe
't Oudt gebodt van liefd' en trouwe,
Ons door Jesus leer en wet Ga naar margenoot+
En sijn voorbeelt soo gegeven,
Dat het nu en al ons' leven,
Is en blijft een nieuw geset. Ga naar margenoot+
4.
Olden-Eiberg, u bemin ik.
In u lieve buerte win ik,
| |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+ En uw yver neemt al toe,
T'saam by ouden en by jongen.
Ga naar margenoot+(Godt zy daar voor lof gesongen.)
Wordt hier van doch nimmer moe.
5.
Is uw kerk-gank na gelegen,
Langs vermakelijcke wegen,
Hardt en effen als een deel,
Ga naar margenoot+Wilt hem dan met vreugt passeeren.
Laat u noit daar van afweren,
Door yet anders dat u streel.
6.
Sulck een wegh moet u doen haken,
Ga naar margenoot+Om oock slecht en recht te maken
's Heeren wegh, en sijne paan,
Dat de Koninck aller eeren
Tot u herten in mag keeren
Sonder haast weer door te gaan.
7.
Siet gy dan de Sonnen straalen,
Uit den oosten voor u pralen,
(Eerse zuidwaarts klimt in top)
Ga naar margenoot+Als een Bruidgom uit sijn kamer;
Denckt daar by: veel aangenamer
Ga naar margenoot+ Gaat de Heil-Son voor ons op.
8.
Siet gy voort den Berkel vlieten,
En u sterk te moete schieten,
Dat u dan te binne koom,
Ga naar margenoot+Hoe gy oock alsoo, met hoopen,
Godt door yver aan moet loopen,
Als een stercke water-stroom.
| |
[pagina 23]
| |
9.
Merckt op, hoe die suivere beke
Onophoudelik houdt haar streke,
Sonder dat s'oit rugwaarts keer,
Soo moet gy ook noit beswijken,Ga naar margenoot+
Noch van Godt te rugge wijken,
Of beweegt zijn gins en weer.
10.
Hoort wat Christus Dienaars seggen, Ga naar margenoot+
Om 't, met heylig overleggen,
Te bewaaren, als Mary,
Sijn aandacht'ge kuysche Moeder,
Dat het u tot zielen voeder Ga naar margenoot+
Ter bestemder tijt gedy.
11.
Wederhaalt malkaar, al gaande, Ga naar margenoot+
Waar de Leeraer toe vermaande,
Wat hy strafte, wat hy prees,
Waar hy trooste, waar hy dreigde,
Waar hy alles heenen neigde,
Wat hy allersterckst bewees.
12.
Wordt door 't ongemack niet droever,
Als u, op den hoogen oever
Dan de wint om d' ooren blaast,
Hoedt u slechts, dat al dat fraaje
U daar niet uit 't hooft en waaje
En in wint verdwijn te haast.
13.
Noch bescheid' ik en bedinge,
Als ik in uw buerte singe,
| |
[pagina 24]
| |
En met vraagjes onderricht,
Komt dan lieflik by malkander,
Dat gy d' een soo wel als d' ander
Ga naar margenoot+ In 't geselschap wordt gesticht.
14.
Sit dan niet gelijck versuften:
Nadert, uit uw beide klusten
Van de recht' en slinker zy,
Daar wy zijn in huis gekomen,
Of in schaduw van de boomen
Nedersitten op een ry.
15.
Ga naar margenoot+'T Brengt genoegen en gewin toe.
Heeft'er jemant noch geen sin toe,
Leidt dien ook al soetjens aan,
Dat hy 't eens kom sien en hooren.
'T Sal misschien hem soo bekooren,
Ga naar margenoot+ Dat hy meermaals mee wil gaan.
16.
Lieve, doet het, met u allen,
Niet om my slechts te gevallen,
Maer meest om uw eigen best,
Ga naar margenoot+Niet uit vrees, of als gedwongen,
Maer door liefde sterk gedrongen,
En vrywillig aangeprest.
17.
'k Sal, met u aldus te leeren,
Ga naar margenoot+Niemants gelt of goet begeeren.
'k Soek het uwe niet, maar u.
'k Stell het aan uw eigen oordeel.
Ga naar margenoot+Soek ik oit van u mijn voordeel,
Blijft van my vry altijt schuw.
| |
[pagina 25]
| |
18.
'k Hebb' meer yver en verlangen Ga naar margenoot+
Om te geven dan t'ontfangen,
Mits my sulcks veel saalger is.
Maar ick sal geduerig haken
Om uw zielen rijk te maken, Ga naar margenoot+
Soo ik gout en silver miss'.
19.
Olden Eiberg, neemt in't goede
Wat ik, oprecht van gemoede,
En uit liefde, voor u doe.
Soo gy, na mijn wel-behagen,
My wat goets weer toe wilt dragen, Ga naar margenoot+
Draagt my weder-liefde toe.
|
|