Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
In Godt mijn Heyl: dewijl 't hem heeft behaeght
De nederheyt t' aensien van syne maeght.
2.
Want siet, ik sal van allerley geslacht
Van nu voortaen wel-saligh zijn geacht.
Wat groots heeft hy aen my gedaen, die t' saem
Seer machtigh is, en heyligh synen Naem.
3.
Voor die hem vreest, is syn barmhertigheyt
Van 't een geslacht tot 't andere bereydt:
Door synen arm in mogentheden sterk
Heeft hy gedaen een wonder-krachtigh werk.
4.
Hy heeft verstroyt d' hooghmoedige met kracht
In haren trots en 's herten snoo gedacht:
Heeft machtige getrokken van de throon,
En heeft verhooght de ned'rige seer schoon.
5.
Hy heeft versaedt den hong'rigen in noot,
Den rijken wech gesonden leegh en bloot.
Hy heeft weer op genomen synen knecht
Israël, die daer neder lagh geslecht.
6.
Op dat hy mocht aen syn barmhertigheyt
Gedachtigh zijn tot in der eeuwigheyt.
Gelijk was tot ons' Vad'ren syne stem,
Tot Abraham en tot syn zaet na hem.
|
|