Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens(1661)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Den Lof-sangh Zacharie. Luc: Cap: 1. verß: 68-79. Op de wijse van den lof-sangh Zacharie; Dat doch de Heer zy gemaekt groot. Aldus: Discantvs. De Heer, de God van Isra- ël Moet nu ge- se- gem wesen; Hy heeft besocht in droef gequel, Syn volk verlost mits- desen: Een hoorn des heyls ons opgherecht In 'thuys van David synen knecht; Soo hy door syn Propheten, Die al van d'eeuwe zijn geweest Gedreven door syn Heyl'gen Geest, Ons dit heeft laten we- ten. Men kan dit ook singen na de Musijke, ende aengewesene Melodijen, gestelt by onse Gesangh; Na dat Maria, sonder man. Fol: 172. 1. DE Heer, de Godt van Israël Moet nu gezegent wesen; Hy heeft besocht in droef gequel, [pagina 179] [p. 179] Den Lof-sangh Zacharie. Luc: Cap: 1. verß: 68-79. Op de wijse van den lof-sangh Zacharie; Dat doch de Heer zy gemaekt groot. Aldus: Bassvs. De Heer, de God van Isra- ël Moet nu gese- gent wesen; Hy heeft besocht in droef gequel, Syn volk verlost mits- desen: Een hoorn des heyls ons opgherecht In 't huys van David synen knecht; Soo hy door syn Propheten, Die al van d'eeuwe zijn geweest Gedreven door syn Heyl'gen Geest, Ons dit heeft laten we- ten. Syn volk verlost mids-desen: Een hoorn des heyls ons opgerecht In 't huys van David synen knecht; Soo hy door syn Propheten, Die al van d'eeuwe zijn geweest [pagina 180] [p. 180] Gedreven door syn Heyl'gen Geest, Ons dit heest laten weten. 2. Uyt onser weer-partyen macht Heeft hy ons los gelaten, End uyt de hant en sterke kracht Van alle die ons haten. Op dat hy onse Vad'ren deed Barmhertigheyt, end aen syn eed En trouw verbont gedachte, Welk hy ons' Vader Abraham Gesworen heeft, op dat het quam' Op ons syn waer geslachte. 3. Dat wy uyt onses vyands handt Verlost zijnd', ons begeven Om dankbaerlik gelijkerhand Hem sonder vrees en beven Te dienen nu in heyligheyt Voor hem, end in gerechtigheyt, All' onses levens dagen. En ghy, ô kindeken, ghy heet Des Alderhooghsten Godts Propheet Dien name sult ghy dragen. 4. Want ghy voor 's Heeren aengesicht Sult henen gaen te degen, Om te bereyden, door uw plicht, Syn liefelike wegen. Om aen syn volk, dat hem verbeydt, De kennis harer saligheyt Te geven met uw reden, In de vergevingh harer sond; Door desen innerlijken grond Van Godts barmhertigheden. [pagina 181] [p. 181] 5. Met welk' ons d' opgank heeft besocht Uyt 's Hemels hooge salen: Op dat hy dien verschynen mocht Met syne klare stralen, Die in het duyster zijn in noot, En in de schaduw van de doot: Ook onse voeten lichten, En voor all' onheyl en gevaer Op 't rechte padt des levens haer Door syne wijsheit richten. Vorige Volgende