Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| |
Morgen-gebedt tot Christum.Op de wijse van Psalm 91. Die in Godes bewaringh sterk. Of, siet de Musijke, en voordere aenwysinge der melodyen by onse Gesangh; Voorganger en geleydes-man. 1.
Ga naar margenoot+ OJesu, ghy die zijt alleen
Des werelts Salighmaker,
Ga naar margenoot+ En voor uw-schapen in 't gemeen
Ga naar margenoot+ Een sterk' en trouwe waker;
Ga naar margenoot+ Ghy slaept of sluymt noyt op uw wacht,
Ga naar margenoot+ Dies kom' ik u weer danken,
Dat ghy my hebt in dese nacht
Behoedt voor Satans ranken.
2.
Ga naar margenoot+ Wat helpt den Vorst der duysternis
Syn wrevel, nijt en liste,
Daer uw genaden-luyster is,
O soete Jesu Christe?
Ga naar margenoot+ De sterk-gewapende te velt
Ga naar margenoot+ Met all sijn helsche machten,
Ga naar margenoot+ En heeft gantsch niet, ô sterker Helt,
Ga naar margenoot+ By uw zeegbare krachten.
3.
Ga naar margenoot+ Ghy zijt mijn erfdeel en mijn goet,
Ga naar margenoot+ Mijn heyl staet in uw handen;
Dies bidd' ik, door uw dierbaer bloet,
Breekt voort des boosen banden;
Dat, schoon hy my te vangen tracht,
Ga naar margenoot+ Ik nochtans niet en glyde
Van uwe wegen on-bedacht
Na d' een of d' ander zyde.
4.
Ga naar margenoot+ Doet my nu in den morgen-stont
Ga naar margenoot+ Uw gunst en goetheit hooren,
Want ik betrouw op u, die kont
| |
[pagina 25]
| |
Mijn vyant haest verstooren.
Maekt my den wegh doch kondigh nuGa naar margenoot+
Dien ik hier hebb' te treden,
Want ik verheff' mijn ziel tot u
Met suchten en gebeden.
5.
Wilt desen dagh en al den tijtGa naar margenoot+
Mijns levens by my wesen,Ga naar margenoot+
Op dat ik stry den goeden strijtGa naar margenoot+
Kloekmoedigh sonder vresen.Ga naar margenoot+
Tot dat ik uyt dit jamer-dal
Sal afgevoordert werden,
En zyn gekroont, wanneer ik salGa naar margenoot+
Ten eynde toe volherden.
6.
Al wat ik hebb' tot noch gedaen,
En is als niet te achten;
O Jesu, helpt my nu voortaen
Door uwe sterke krachten,
Waer door ik alle dingh vermagh,Ga naar margenoot+
Dat ik te recht beginne
Na uw believen desen dagh,
En daeg'liks meer gewinne.
7.
Op dat ik alles wel ver - richt',
En vruchtbaer werken konne,
Zyt ghy my als des morgens 't licht,Ga naar margenoot+
Wen op gaet eerst de Sonne,Ga naar margenoot+
Des morgens sonder wolk of swerk,
Wen na een soeten regen
Van haren glans uyt-spruyten sterk
Gras-scheutkens aen de wegen.
|
|