Jeremia's klaag-liederen
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Op de wijse van Psalm 63. Godt regeert &c. Of; Psalm 85. Gy zijt, Heer, met uw volk &c. 2. versen voor 1. Of (soo men ‘t laatste regeltje van elk vers tweemaal singt) op de wijse van Psalm 124. Men mag nu wel &c. Of als d’Engelsche Fortuin: Al wat men hier in dese werelt siet. Of als onse Gesang; Uw mont, ô Heer, is enkel soetigheyt.1.
Ik ben seer blijd’ en vroolijk in den Heer,
In mijnen Godt verheugt mijn ziel haar seer,
Want hy heeft met de kleedren en ‘t gewaat
Des heils my selfs bekleedt in overdaadt.
2. Den mantel der gerechtigheit heeft hy
My omgedaan, ik blink in rijk gesmy:
Gelijk als sich een Bruid’gom, groot van staat,
Op ‘t Schoonst verciert met Priesterlijk cieraat.
3. En als een Bruidt, wiens trouwdag wordt geviert,
Met al haar schoon gereetschap haar verciert.
Want siet, gelijk de aard’ op ‘s Heeren woort,
Ter rechter tijt brengt hare spruite voort;
4. En soo gelijk een hof, in overvloet,
‘t Geen in hem is gesaait, uitspruiten doet,
Sal Godt voor all de volkren in sijn hof,
Uitspruiten doen gerechtigheit en lof.
|
|