Jeremia's klaag-liederen
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
Op de wijse als de Klaag-Liederen.1.
‘k Sal uitsien na den Heer; ik sal, vol hope, wachten
Slegts op den Godt mijns heils: Mijn God, tot wien mijn klagten
Gedurig opgaan, sal my hooren na mijn sin.
Verblijdt u over my niet, o mijn vyandin.
2.
Wanneer ik deerlik ben gevallen in elende,
Sal ik weer opstaan, mits my Godt set over-ende
Alk ik in duysternis geseten wesen sal,
Sal my de Heer een licht zijn in mijn ongeval.
3.
Ik sal met lijdtsaamheit des Heeren gramschap dragen;
Want tegen hem hebb’ ik gesondigt all mijn dagen:
Tot dat hy mijnen twist eens twist’, en selfs mijn recht
Uitvoert tegen mijn party, die my bevegt.
4.
Hy sal my aan het licht uitbrengen; ‘k Sal haast rust sien:
Aan sijn gerechtigheit en heil sal ik mijn lust sien.
En mijne vyandin sal ‘t sien met herteleet,
En schaamt en smaat sal haar bedekken als een kleedt.
5.
Die stoutlik tot my seit; Waar is de Heer uw Godt nu?
Mijn oogen sullen aan haar sien Godts wraak; Sy spot nu;
Maar tot vertreding salse nu haast worden, ja
Als slijk der straten, door des Heeren ongenâ.
|
|