Jeremia's klaag-liederen(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio A3v] [fol. A3v] Tot den Leser en Autheur deser Klaag-Liederen. Een reden op sijn pas, na Salomons verhalen, Is als goud’ Appelen in welgebeelde schalen Van silver, tafels-pronk voor een weetgierigh gast, Wiens hart naar waarheits leer en wijse woorden vast, Kom, hongerige ziel, tot Sluiters Rijmbancketten, Die hy ter rechter tijt gaat op dees’ tafel setten. Nu hoort men over al een klaachgelijcke stem, Nu rijmt hy ‘t ongeval van ‘t oud’ Jerusalem. Hy mijdt de pronk en praal van opgesmukte woorden, En and’re stoff’ en taal die hier toe niet en hoorden: Sijn Rijm behoudt de proef’ die Jeremias schreef, Mits hem de Heil’ge Geest tot ‘t een en ‘t ander dreef. O keurelijke man, hoe smaak’lijk zijn uw’ Dichten! Die in eenvoudigheyt op ‘t aldermeeste stichten: Wat dat ik lees of singh in Willem Sluiters Rijm, ‘k Vind’ Goddelijke stof en konstigh zielen-lijm, Waar door de geest ontfonkt en ‘t hart aan Godt gehecht wort. In spoet of tegenspoet, in alles wat geseght wort. Leef lang, mijn waarde Vrient, singh altoos op dees’ toon, Soo krijgt gy loff op d’aard; hier na noch beter loon. Arnoldus Bornius, Herder van Christi Gemeinte te Alkmaar. Vorige Volgende