Bygevoegde niet alleen dienende om den Rijm en Dicht-mate te vinden, maar ook tot verklaringe en uitbreidinge van den sin des Propheten.
Dewijlse ook eertijts, in beklaaglijke tijden, van Godts volk als Liederen gesongen zijn, ‘t welk de naam van Klaag-Liederen mede brengt, en van sommige uit 2 Chron. 35. 25. aangewesen wort, hebb’ ik over ieder Hooft-deel een bysondere Sangwijse met noten gestelt, hoewel ‘t ook alles op een en die selve wijse kan gesongen worden. Door sulk een middel sal men ‘t geheele Boekje der Klaagliederen te eer van buiten leeren en onthouden, om die Goddelijke stoffe, geduerende dese beklaaglijke tijden, immer in ‘t hert en in den mont te hebben. dit was de reden, dat God selve sijn waarschouwinge en overtuiginge aan sijn volk, door Moses, in een Liedt beschreven wou hebben, op dat sy ‘t selve, door het dikwils hersingen, van woort tot woort mochten leren, en nimmer weer vergeten. Deut. 31. 19. 22.
En se[k]erli[k], soo het lange een loflijk gebruik onder ons geweest is, Davids Psalmen in Neerlandsch rijm te singen, dunkt my, dat het al soo nut en noodig sou zijn, met Jeremias Klaag-Liederen, als van geen minder authoriteit en kracht, ook het selve te doen, bysonderlik in dese klaagtijden, op welke sy alsoo seer, ja meer, als eenige Davids Psalmen gepast zijn. Doch, die tot het singen der selve geen lust noch bequaamheit heeft, kanse na de gemeensaamste Dichtmate, of in prose, sonder rijm, hier uit lesen, na sijn welgevallen.
Immers ik weet, dat Uw Hoog-Ed. die soo wel door haar God-vruchtigheit, als door haar hooge staat, aansienlijk is, en bysonderlijk Jeremias Klaagliederen soo merkelik bemint, de vrucht van dit Boekje tot velen sal doen komen, op dat ik my alsoo moge verblijden, en Godt danken, die my door sijn genade verweerdigt iet voort te konnen brengen, waar door sijn bedrukte Erfdeel in dese truerdagen het herte somwijlen voor hem uitstorten, of uitten treuren singen of lesen kan.
Neem het dan aan, Me-vrouw, met sulk een oogmerk en genegentheit, als met welk het Uw Hoog-Ed. wort opgedragen en toegeëigent van
Uw Hoog-Ed.
Onderdanig en ootmoedig Dienaar
W. Sluiter.
t' Amsterdam den
29 Julii, 1672.