Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijMorgen Gezang in droevige tyden.
Stem: Als de hooge nood by tyden.
| |
[pagina 18]
| |
U met lust te danken pogen,
Schoon ik 't onvolmaekt'lik doe.
3. Nieuw zijn uwe goedigheden
Alle morgen: 't is dan reden,
Dat ik alle morgen vroeg
U een nieuwe lof-sang singe,
En mijn lippen niet bedwinge
Maer u loven mag genoeg.
4. 'k Lag in rust en vrede neder;
'k Sliep, en ik ontwaakte weder,
Want gy hebt my onderstut.
Als ik op geen ding, by nachte,
Ja ook op my selfs niet dachte,
Heeft uw gunst my wel beschut.
5. Isser schoon noch alle morgen
Mijne plaeg, ik sal niet sorgen,
Maer met bidden en gesmeek,
En met danken, u verhalen
Al mijn quellen, all' mijn qualen,
Of wat lyf en ziel ontbreek'.
6. Ik vertrouw, in all' mijn saken,
Vast op u; gy sult het maken,
Soo als 't tot uw roem en eer,
En mijn eigen heil op 't best is.
Soo mijn hert door druk geperst is,
Gy verlicht en troost het weer.
7. Ja 'k vertrouw op u in desen,
O mijn Godt, ik sal niet vresen:
Wat sou my de mensche doen?
Laet de vyant vinnig rasen,
Laet hy moort en dreiging blasen,
Gy wilt doch uw volk behoen.
8. Moet ik veel en lange lyden,
In uw handen zijn de tyden
Tot mijn hulp van u bestemt:
Die wil ik lankmoedig wachten,
Als door treurige gedachten
Mijn gemoed sich voelt beklemt.
| |
[pagina 19]
| |
9. 't Is u immers geen vermaken,
Dat wy in verdrukking raken,
Voor soo veel 't ons pijnlik valt:
Maer u smarten onse smerten, Ga naar voetnoot+
Gy en plaegt ons niet van herten, Ga naar voetnoot+
Als gy toont een vree gestalt.
10. Wilt, met innerlik ontfermen
U, o Vader, eens erbermen
Over uw bedrukte schaer,
Gaend' als schapen sonder herder.
Hoedse, datse doch niet verder
Mogen komen in beswaer.
11. Laet de voeten der hovaerd'gen, Ga naar voetnoot+
Die ons hooren als onwaerd'gen,
Over my niet komen spoen,
En de handen der godloosen,
Die van 't quade noit verposen,
My met ommeswerven doen.
12. Neigt uw oor tot mijn gebeden,
Toont my 't licht uws aenschyns heden,
Dat ik, dese gansche dag,
Ook mijn licht, door goede werken,
Voor de menschen uit laet sperken,
En u welbehagen mag.
13. Dat ik my op d'avond weder
Voor uw aensicht diep verneder,
Om al 't afgekeerde quaet
En 't verleende goed te samen.
Hoort my, om uws Soons will'. Amen.
Amen, Godt mijn toeverlaet.
|
|