Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijMorgen Gezang.Stem: Psalm 128. of: Wilhelmus van Nassouwen. of: ich dank die liber Herre. of: 't Geloof allenken kleynder. aldus.
O Heere ! God, Genaadig, Ga naar voetnoot+
Barmhertig zonder maat,
| |
[pagina 14]
| |
Lankmoedig en weldaadig,
Vergevend' alle quaadt!
't Is goed uw' naam te psalmen
Dus in den morgen-stond,
En 's nagts met heyl'ge galmen
Uw' goedheyd maaken kond.
2. Als wy ons tot u schicken
Des morgens vroeg, wanneer
De dag begint te blicken,
Hoort gy ons' stem, o Heer.
Dies komen ons' gebeden
U Voor in 't morgenlicht,
Wilt niet verbergen heden
U vriendlick aengesicht.
3. Laet u doch welbehagen
Ons' morgen-offer nu,
Het welcke wy opdragen,
O groote Godt, aen u.
Laet doch den reuck opvaren
Van 't offer, dat nu wert
Gebracht van uw dienaren
| |
[pagina 15]
| |
Uyt een gebroken hert. Ga naar voetnoot+
4. Gy toont ons alle morgen
Op 't nieuwe klaer en bloot,
Dat gy ons wilt versorgen:
Uw trouwheit is seer groot.
't Zijn uw goetheden, Heere, Ga naar voetnoot+
Dat wy niet zijn vernielt,
U geven wy all' d'eere,
Dat wy niet zijn ontzielt.
5. Gy hebt ons uw' weldaden
Noch dees' voorleden nacht
Bewesen uyt genaden,
End' hebt gehouden wacht.
Al lagen wy in 't duyster, Ga naar voetnoot+
Het kond' ons schaden niet,
Dewyl gy uwen luyster
Rondom ons schijnen liet.
6. Gy hebt op onse straten
Geen nacht-gekrijsch, alarm, Ga naar voetnoot+
Noch oproer komen laten;
Staeg waekt' uw sterken arm. Ga naar voetnoot+
Van sieckten, qualen, rampen,
En alderhande quaed,
Welk ons soo licht aen klampen,
En zijn wy niet beschaedt.
7. Ja Herder uwer schapen, Ga naar voetnoot+
Wyl gy ons hebt bewaert,
Soo hebben wy geslapen Ga naar voetnoot+
In vreed' en onvervaert. Ga naar voetnoot+
Geen quaed kond ons genaken
Wijl gy op schilt-wacht stont:
Dies komen wy t'ontwaken
Verfrischt en welgesont. Ga naar voetnoot+
8. Gy Heer die hebt begonnen
In ons het goede werck, Ga naar voetnoot+
Wilt ons voortaen oock jonnen
Uw' hulp in krachten sterck:
Wilt ons voortaen geleyden Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 16]
| |
Door uwen Heyl'gen Geest,
Die niet van ons mag scheyden,
Soo zijn wy onbevreest.
9. O God seer groot in machten,
Gy die uw' Kind'ren kent;
Gy weet ons' kleine krachten,
Dies u doch tot ons wendt
Laet ons uw' aenschijn lichten
In gunst en vriendlickheyt,
Op dat wy wel verrichten,
Het ampt ons opgeleyt.
10. Het is doch niet gelegen,
O Heere, by den mensch,
Te keeren sijne wegen,
Na sijnen wil en wensch:
Daerom wilt gy verstercken
Die alle ding regeert,
All' onser handen wercken:
Soo sult gy zijn ge-eert.
11. Gy die ons hebt ontbonden
Van 's Lichaems slaep, o Heer,
Wilt uyt den slaep der sonden
Ons wecken meer en meer.
Verlicht ons' duyster oogen
Door glans uws aengesichts,
Op dat wy wandlen moogen
Als kinderen des lichts.
12. U woord laat altydt lichten
Gelijck een lampe klaar,
Waer na wy mogen richten
Ons' dagen allegaer.
Geeft dat wy niet en schroomen
Te wercken by den dag:
Een lange nacht sal komen
Dat niemant wercken mag.
13. O Christe Morgen-sterre!
Son der gerechtigheyt,
Gaen wy van u wat verre,
| |
[pagina 17]
| |
Geeft dat u licht ons leydt: Ga naar voetnoot+
Leert ons voorsichtig loopen,
In ons' gestelde baen
Den goeden tijd uyt koopen
Die haest voorby sal gaen.
|
|