Christelijke doodts-betrachting
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+1. O HEER, mijn Godt, gy groote Godt der Geesten
Ga naar margenoot+Van alle vleesch, der minsten en der meesten,
Ga naar margenoot+Die my ook, op een vreeselike wijs,
Geschapen hebt, tot uwen roem en prijs.
2.
Ga naar margenoot+Gelijk ik hier in u maer leev' en sweeve,
Ga naar margenoot+Soo geef, dat ik by tijts u vast aenkleve,
Ga naar margenoot+En al mijn doen en laten t'uwer eer,
Ga naar margenoot+Met wijs beleit, van jongs op, schikk' en keer.
3.
Ga naar margenoot+Laet my aen u mijns levens eerstelingen
Ga naar margenoot+En't bloeisel van mijn Ieugt ten offer bringen,
Ga naar margenoot+En vlien de lust met snoô begeerlikheit,
Ga naar margenoot+Die met gewelt de domme Ionkheit vleit.
4.
Ga naar margenoot+Dat ick aen u mijn Schepper in de dagen
Van mijne Ieugt, gedenke met behagen,
Eer d' Ouderdom, die soo veel qualen voedt,
My seggen doe, ik hebb' noch lust noch moed.
5.
Ga naar margenoot+Wilt gy in my de quae beweging dwingen,
Ga naar margenoot+Die allermeest de jonkheit komt bespringen,
Ga naar margenoot+Ach! tem en toom dit vleesch dat tegen u
Ga naar margenoot+Soo wrev'lig is, dat ik'er selfs van gruw.
6.
Ga naar margenoot+Gedenk niet aen mijn Ionkeits dwase sonden,
Ga naar margenoot+Maer wasch my soo in Iesus dierb're wonden,
Ga naar margenoot+Dat ik, gelijk een jonge Nazireer,
| |
[pagina 15]
| |
My suiver van de werelt houden leer. Ga naar margenoot+
7.
Op dat ik noit naer ydelheden helle,
Geef, dat ik my de doot voor oogen stelle, Ga naar margenoot+
Die niet verschoont de schoonste jonge lien, Ga naar margenoot+
Hoewelse noch na 't graf niet omme sien. Ga naar margenoot+
8.
Mijn jeugdig bloet, en dees mijn frissche leden,
Laet die my doch niet vleyen, noch bereden,
Als of ik noch waer scheut-vry voor de doot, Ga naar margenoot+
En of zijn pijl alleen na d'oude schoot.
9.
Laet my in mijn gedacht' te binnen komen,
Hoe datter vall' meer bloeisel van de boomen,
Dan rijpe vrucht; en dat de doot wel snel
Ten huis' in vall', eer s' aen de deure bell'. Ga naar margenoot+
10.
Mits 't alles hier moet als een schim verswinden, Ga naar margenoot+
Laet my in u mijn meeste blijdschap vinden. Ga naar margenoot+
Zijt gy mijn deel, en doel, daer ik na haek, Ga naar margenoot+
Mijn eenigh en mijn innigh ziel-vermaek. Ga naar margenoot+
11.
Laet uwe gunst my overal versellen,
Soo sal geen doot my quellen of ontstellen. Ga naar margenoot+
Is 't dat gy vroeg mijn levens draet afsnijt, Ga naar margenoot+
Soo kroont gy my als midden in mijn strijdt. Ga naar margenoot+
12.
Wat soud' ik my van dees' elend'ge dagen Ga naar margenoot+
Een oogenblik, die henen vliegt, beklagen? Ga naar margenoot+
Vermits gy my belooft een eeuwigheyt, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+Daer alle vreugt, in volheit, is bereidt.
13.
Ga naar margenoot+Indien ik sterf, 'k ga door de doot in't leven.
Ga naar margenoot+Voor dese Ieugt sult gy my Ionkheit geven,
Ga naar margenoot+Die nooit veroud, maer altijt groeit en bloeit,
Ga naar margenoot+En niet en weet van ongemak of moeit.
14.
Ga naar margenoot+Mijn Godt, ik ben bereidt u eer te geven,
Het zy dan door de doot, of door het leven,
Mits Christus, door de soetheyt van sijn minn',
My 't leven is, en sterven mijn gewin.
|
|